Zit altijd te dromen, schreef een leraar in het rapport van mijn zusje. In het klaslokaal ernaast schreef een andere leraar in mijn rapport: Zit altijd te dromen. Goeie zusjes, zou je zeggen. Wat is er nou beter, heerlijker en bevorderlijker dan de verbeeldingskracht de vrije loop te laten, liefst de hele dag, zodat het ook nog kan voorkomen dat er te veel dorre informatie het jeugdige brein in stroomt. Als die dromers genoeg gedroomd hebben, zullen ze vanzelf aan de slag gaan om dat wat ze gezien hebben – gevoeld, gehoord, geroken – te gaan verwezenlijken.
De ouders van de zusjes zeiden: Foei. Een van de ouders dacht: oei, zo was ik ook. En zie wat er van mij is terechtgekomen… De andere ouder dacht: dat hebben ze vast en zeker van mijn eega…. ik had ook niet met zo’n dromer moeten trouwen… maar ja, een leukere eega zou ik eigenlijk niet kunnen bedenken…
Langzamerhand leerden de zusjes hoe ze het dromen konden uitschakelen en focussen op de te leren stof. Met een hoofd vol stof togen ze tehunnertijd cum laude de wijde wereld in, een wijde wereld die er inmiddels uit was gaan zien als een lange nauwe gang.
Over welk nieuws gaat dit?