Hij is de enige op het kantoor. Begin december, koud, corona, misschien ook te vroeg in de ochtend voor zijn collega’s, maar hij kon moeilijk slapen, is nog voor zijn wekker opgestaan, in de auto gestapt, en nu zit hij hier. Kop koffie. Computer aan.
Waar te beginnen? De zaak waar hij op zit loopt al maanden traag. Een maffiabaas, per stom toeval uit de gevangenis ontsnapt omdat ze daar zo nodig een film moesten opnemen. Gewoon in het cateringbusje gestapt en weggereden. Dom. Zo dom. Het menselijk falen irriteert hem eindeloos.
Nu zou de man ergens in Spanje moeten zitten, weten ze. Spanje. Daar is het nog redelijk warm rond deze tijd van het jaar, toch? De agent opent een document waarin de aanwijzingen verzameld zijn. Er zijn een paar mogelijkheden – Galapagar, heet één van de gemeentes. Dat klinkt als Galapagos, de eilanden waar hij nooit is geweest, al stonden ze op de lijst voor zijn huwelijksreis. Ook alweer twintig jaar terug. Uiteindelijk gingen ze naar Schotland, in de regen gewandeld, whisky gedronken. De foto’s van de eilanden bleven die trip maar door zijn hoofd spoken, witte stranden, schildpadden, een leguaan in de zon, midden op de evenaar. Hij had zich voorgesteld van het noordelijk naar het zuidelijk halfrond te gaan zwemmen en daar op een ansichtkaart over op te scheppen.
Hij neemt een slok koffie en opent, dromerig nog van de strandbeelden, een nieuw tabblad op zijn computer. Zouden er ook leguanen in Galapagar over straat lopen? Hij klikt en klikt, sleept om de straten eens te bekijken het gele Street View-poppetje naar de kaart en dumpt het midden in het drukst bebouwde gebied.
Het is een zonnige dag. Een vrouw in paarse broek, maar met korte mouwen, loopt op krukken langs een tabakszaak.
De bibliotheek is pastelroze geverfd van buiten. Dicht, op deze dag.
Groene bomen, smalle straten. Aan een geel huis hangt, naast een spijkerbroek, een knalgroene beha te drogen.
Een tienerjongen op een kruispunt in een Whitesnake-T-shirt kijkt op naar de camera, gezicht geblurd, maar duidelijk verbaasd. Als de agent een stukje de straat door klikt, blijft de jongen op dezelfde plek stilstaan, hand voor zijn ogen om tegen de zon in naar de Google-wagen te kunnen blijven kijken.
Een verbleekte advertentie voor ‘Vino Pasion’.
Hier is het drukker. Een Vodafone-winkel, een opticien. De mensen wandelen alsof het zondag is en de agent waant zich toerist achter zijn bureau. Wat zou hij graag weer op vakantie zijn. Door dit dorpje lopen, handen in de zakken, niets geen mondkapjes, zorgen, toegangspassen. Waar zal hij heen? Er steekt boven de bomen en huizen een kerktorentje uit in de verte.
O kijk, daar, verderop, daar is een groentezaakje open. De sinaasappels aantrekkelijk in hun kratten gestapeld, wat heeft hij zin om zijn duim in de schil te zetten en het sap op te zien spatten in de zon, de geur daarvan.
Voor de groentezaak staan twee mannen te kletsen. Lekker nonchalant. Eentje in een zwart shirt en de ander…
‘Fuck,’ brengt de agent uit, en hij schiet overeind. Er is niemand op kantoor.
Hij zoomt in. Hij zet een stap en kijkt nog eens. Hij zoomt uit.
Hij weet het zeker.