‘O Thierry, je was geweldig. Nog beter dan anders,’ zegt ze nahijgend.
‘Ja hè?’ zegt Thierry. Hij slaat het lavendelkleurige laken over zich heen. ‘En ik weet ook hoe dat komt.’
‘Hoe dan?’
‘Ik leef voor het gevaar. Daar bloei ik van op.’
Ze kijkt hem niet-begrijpend aan.
‘Ze willen me vermoorden,’ verduidelijkt hij.
‘Wat? Wie dan? De moslims?’
‘Die ook, maar niet alleen zij. De linksen. De media. De PvdA. De gutmenschen. De vluchtelingen. De illegalen. De intellectuelen. Ze maken me af zodra ze de kans krijgen. Nergens ben ik veilig.’
‘O Thierry, wat vreselijk!’ Ze drukte zich stevig tegen hem aan.
‘En niet zomaar vermoorden. Nee, onthoofden. Martelen. In brand steken. Boodschappen op briefjes aan satéprikkers in mijn buik achterlaten.’
Ze slaat haar handen voor haar mond.
‘Neem nou vandaag,’ zegt hij, terwijl hij nonchalant een sigaret opsteekt.
‘Wat is er vandaag gebeurd?’
‘Een docente van de hogeschool. Middelbare leeftijd, halflang haar. Heeft doodleuk in de les aan haar studenten beloofd dat ze me gaat afmaken.’
Hij blaast rook naar het plafond en denkt even na
‘Ik denk dat ze eigenlijk met me naar bed wil.’