Het was zijn plan zich te verplaatsen in de belevingswereld van het zieke bokje dat in een tas aan een hek in het Amsterdamse Bos was achtergelaten.
Hij wilde de duisternis beschrijven, de kou, de angst, de ellende die het beestje tot in zijn botten moest voelen. Hij wilde het zieke bokje laten terugdenken aan de tijd dat het nog wilde sprongen maakte, in de tuin of de kinderboerderij waar het met zijn broertjes en zusjes had geleefd. De warme zon die op zijn zwartwitte vacht scheen, het alomtegenwoordige malse groen, het frisse water. De speelkameraadjes. Toen het ziek werd, werd het op een nacht tussen hen uit getild en in een Albert Heijntas gepropt; het werd hierheen gebracht en achtergelaten. Bevend keek het toe hoe zijn verzorger de brommer aantrapte en wegreed.
Het lukte niet.
Het lukte hem niet de herinnering van zich af te zetten aan de geitjes die hij in zijn leven had opgegeten, urenlang gemarineerd in een masala van gember, knoflook, ui en minstens zeven kruiden, die in hun laatste uren minstens even bang moesten zijn geweest. Om nog maar te zwijgen over de varkens, koeien, kippen, konijnen, schapen, houtduiven, hazen, parelhoenders, reeën, zalmen, tonijnen en die ene cavia, en al die dieren die nog zouden volgen.
Want hij werd nog steeds geen vegetariër.
Begrijp jij het?