Mijn ogen moeten wennen aan het licht. Ik knijp mijn ogen dicht tot spleetjes en het duurt even eer ik de vormen om mij heen herken. Het eerste dat ik merk is het gruizige gevoel in mijn keel. Ik krijg het maar amper weggeslikt. De moerassige terracotta wereld van zoeven heeft plaatsgemaakt voor een grijze, betonnen omgeving.
Bij mij thuis hier beneden, zeggen ze dat ik oud moeder ben geworden. Dat vinden ze kut, want dan hebben ze minder aan je. Ik had nu op mijn zoveel-en-twintigste – echt tellen doe ik niet – meer aardewerk potten kunnen wegzetten dan mijn zussen in een jaar, maar zo’n bevalling op late leeftijd gaat je niet in de klamme lappen zitten. Ik hoorde dat ze de vrouwen hierboven pas rond de negenentwintig-en-een-half bezwangeren. Ik geloof niet dat dat de productiviteit bevordert, maar ik kan me vergissen. Dat beton hierboven reikt toch al erg hoog.
Bij mij thuis hier beneden weten ze nog niets van riolering af. Dat moet allemaal nog komen. Stinken dat het er doet! En dan staan we ook nog eens bekend om onze visvangst. Je begrijpt, dat is geen ponypark voor je reukorgaan. Maar hierboven wordt alles lekker in de Bonus geshopt. Tegen de houdbaarheidsdatum aan, en zo goedkoop dat je de hamsters er gratis bij krijgt! Ongelofelijk.
Ik houd mijn hand boven mijn wenkbrauwen en klem mijn kindje iets dichter tegen me aan. Ik kijk naar boven, naar een van de grijze constructies. Knipper tegen het stof en de zonnestralen. Hoe kunnen ze het bouwen. En dan zou je denken: wat een gigantische woonhuizen. Maar niets is minder waar. Hier stapelen ze zich op, in ruimtes van 15 vierkante meter. Studio’s, noemen ze dat dan. Zelfs onze graven zijn ruimer dan dat. Al delen ze de toiletten hier maar met een tiental andere mensen – dat is dan weer reuze hygiënisch, dat moet gezegd.
Iets kriebelt aan mijn zij, over mijn armen en mijn gezicht. Er staan rood-witte linten om mij heen gespannen. Ik klem mijn kindje iets steviger vast.