“Kijk ’s schatje. Één voor jou en één voor mij. He, er zit geen parapluutje in! Nou ja, proost, lieveling! Zo. Die pakken ze me niet meer af. Zeg! Garçon! Of hoe noemen ze hier zoiets? Ober! Gooi deze hoek nog ’s nat! Twee koi-piranha’s, graag! Haha, dat was een grapje! Twee caipirinha’s! Twee! Want we zijn met z’n tweeën. Of niet schatje? Jij en ik, wij zijn met z’n tweeën. Omdat we van elkaar houden. Ja, zo is het toch? Jij houdt van mij, en ik hou van jou. Mooie vrouw, mooie vrouw. En als ik weer medailles ga winnen, dan win ik ze voor jou. Omdat ze glimmen. Net als jouw ogen. Ja. Godsamme, die ogen van jou. Die zou ik wel eens willen uitlepelen. Maar dan op een romantische manier, snap je?
Ik mag hier helemaal niet zijn. Weet je dat? Dat ik hier eigenlijk niet mag zijn. Ik heb huisarrest. Kleine Yuri heeft huisarrest. Álle sporters hebben huisarrest. Omdat we stoute jongetjes zijn. Maar dit… dit kleine stoute jongetje is stiekem uit het raam geklommen. Om jou te zien. Ja. Om jou vast te houden en z’n gezicht tussen je borsten te duwen, vroem vroem! Niet verder vertellen. Is ons geheim.
Uit het raam geklommen ben ik. Raam naar de vrijheid. Weet je, een raam is pas een raam als er glas voor zit. Anders is het gewoon een vierkant gat. Zo is het ook weer.
Hoe laat is het eigenlijk? Is er hier een klok? Klokken zijn gekke dingen. Wie bepaalt er eigenlijk hoe laat het is? Nou? Wie bepaalt dat? Hoe laat… O shit. Ik moet terug! Ik moet terug, schatje. Terug naar het dorp, het dorp waar niemand woont. Kijk, het begint al licht te worden. Ssssst. Straks worden ze boos. Zachtjes. Ik ga terug. Heel zachtjes. Kijk, ik sluip. Niemand die me ziet. Ik ga terug, en ik ga winnen. Een medaille voor jou. Voor de liefde. De liefde, liefje. Want ook die… overwint alles.”