Ik zat in de trein. Naar Marrakech. Ik dacht aan de moskee of de markt.
Wat kom je hier doen? zei de jongen tegenover mij. Mooie jongen, stoer lijf, grote, donkere ogen.
Ik kom voor de sprookjes van duizend en een nacht, zei ik.
Ah, zei hij. Ja, zoiets is nog wel te vinden hier en daar…
Maar, als je het echt nog eens wilt zien, moet je mee gaan naar de bruiloft van mijn vader.
Je bent welkom. Het wordt een groot feest.
Hóe groot? vroeg ik.
Het feest was in volle gang. Mannen in djellaba’s, veel sinas, thee en hapjes.
De mannen lachten, de vrouwen ululeerden.
Ik werd hartelijk ontvangen. Ze vonden het fijn dat ik ook een djellaba aan had.
Op het drukste punt trok ik die uit.
Nog even stond ik alleen in mijn zwartleren bomgordel.