Als klein meisje liep ik achter je aan, klaar om je aandacht op te vangen, ik had spierballen zo groot, en mijn motoriek verfijnd, elke maat of gewicht zou ik op kunnen vangen. Op mijn 5de verjaardag liep ik met zelfgemaakte tekeningen achter je aan, gemaakt door mijn klasgenootjes, je zag me niet. Je stapte over mijn speelgoed en verdween naar boven. Ik won een viswedstrijd op mijn 8ste verjaardag. Met mijn gelukkige hengel stond ik naast je in de woonkamer, mijn kaplaarzen aan, spijkerbroek tot mijn knieën opgerold: ‘Pap, kijk eens’. ‘Je druipt op het tapijt meisje’.
Op mijn 18e verjaardag kreeg ik van mijn vriendje een ketting met m’n naam eraan. Ik riep naar boven: ‘Pap!’, jij hoorde me niet.
Op mijn 28ste verjaardag kreeg ik mijn diploma, eindelijk was ik echt iemand, nu zou je me vast zien. Je appte dat je niet naar mijn favoriete cafeetje kon komen waar ik met mijn beste vrienden sateetjes at en biertjes dronk. Je was moe, en reizen in de avond zag je niet zitten. Ik schreeuwde naar mijn telefoon: slappe waardeloze zak! We zagen elkaar daarna 10 jaar niet. Op mijn 38ste verjaardag stuurde je me een brief: zullen we gaan vissen, samen. En dat deden we. Je bracht mijn oude hengel van 30 jaar geleden, je had hem bewaard voor me. Ik had tranen in mijn ogen en gaf je een knuffel. Op dat moment zag ik achter je een wit hert. ‘Pap kijk eens, daar! ‘
‘Nu even niet’, zei je, ‘ik ben nu aan het vissen’.
Over welk nieuws gaat dit?