‘Het is waar dat de krant vroeger meer waarheid bevatte. Dat moest ook wel. Er werd in die tijd van verslaggevers verwacht om bronnen te controleren. Het was ook nog niet zo belangrijk dat de krant in grote hoeveelheden verkocht werd. Exclusiviteit was deftig. In die tijd stonden er meer artikelen dan advertenties in de krant. Dat kun je je misschien lastig voorstellen.’
‘En toen?’
‘Net als met alles wat edel is, luidt de definitie het einde in. “Wat is nieuws?” Vroeg iemand zich af. “Het is het aantal doden gedeeld door de afstand verwijderd van de lezer.” Antwoordde iemand anders. En vanaf die dag werd het nieuws cosmetisch. We wisten wat de lezer het liefst las en we konden het bewijzen door het te meten.’
‘Dat lijkt op vooruitgang, maar dan in een neerwaartse spiraal.’
‘Precies! Want vanaf dat moment schreven we niet meer wat we moesten schreven. We schreven alleen nog maar wat de lezer wilde lezen.’
‘En wat gebeurde er toen?’
‘Het onvermijdelijke. Mensen die bepaalde belangen hadden, kregen dit al vrij snel door. Ze riepen dingen waarvan de journalisten wisten dat hun lezers het wilden lezen.’
‘Ook al was het niet waar?’
‘Wat is waarheid? Als het maar een beetje waar is, is het waar genoeg. Of we vertellen uitsluitend de dingen die waar zijn en “vergeten” de ontkrachtende onwaarheden te vermelden.’
‘En de journalisten trapten daar in?’
‘Meteen! Ze waren gewend te luisteren naar de hoofdredacteur. Als hij vroeg om een sappig artikel over Wilders of Trump dan was de vraag niet: “Waarom?”. De vraag was: “Hoe sappig?”. En dat werd meteen de échte bedreiging van de persvrijheid.’
‘Terwijl wij in het Westen zo trots waren op die vrijheid…’
‘Onze persvrijheid was allang verdwenen. Marktwerking en massaconsumptie waren als sluipmoordenaars verantwoordelijk voor de laatste adem van het vrije woord.’
‘En dus zou er niets meer oprecht zijn?’
‘Eerlijk gezegd weet ik zelfs niet eens zeker of dit interview wel echt is.’
‘Dat maakt op zich niet zoveel uit. Bedankt voor uw tijd.’