We waren honden. Vrolijke honden.
Daar kunnen we lang of kort over lullen maar we waren vier vrolijke, pientere honden en we waren blij zolang de roedel compleet was. De roedel bestond uit ons.
We hadden verschillende bazen maar dat dat niet noodzakelijk een probleem is bewezen wij, zoals al door zo veel kinderen in zo veel samengestelde gezinnen is bewezen dat het niet noodzakelijk een probleem is om elkaars broers en zussen te zijn zonder dezelfde ouders te hebben, wat buurvrouwen en ouders van klasgenootjes daar ook van vinden.
Broers waren we. Vrolijke, pientere hondenbroers. We zagen elkaar iedere dag. Hoewel onze manden in verschillende huizen stonden, gingen we samen slapen en stonden we samen op, deelden we onze botjes, roken we aan elkaars drollen voordat we er een plasje overheen deden. Zo gaat dat in het park.
Toen kwamen er principes in het spel.
Hier werd het lastig. Honden, dat weet u net zo goed als wij, hechten niet aan principes. Eten vinden wij belangrijk. Achter ballen aan rennen. Dat we erbij kunnen als we jeuk hebben op onze rug. Dat iedereen ons aardig vindt, vooral de grote hond van de buren. Dat we af en toe mogen zwemmen in een stinkende sloot. Dat we daarna een dood dier vinden om ons in rond te wentelen.
Of dat dier op natuurlijke wijze om het leven is gekomen, of het oud was of jong, of zijn dood voorkomen had kunnen worden, of het misschien op de vlucht was en daarbij op een horde is gestuit, dat maakt ons niet echt veel uit.
Behalve één, die vond dat een probleem. Die wilde weten hoe en wat en of zoiets in de toekomst geen problemen gaat geven. Ziektes. Meer dode dieren. Verantwoordelijkheden. Of zijn baas het hier wel mee eens zou zijn.
Wij hadden daar geen zin in. Nu is onze roedel driekoppig. En we wentelen.
Over welk nieuws gaat dit?