Wij zijn de stoelen. Netjes op elkaar gestapeld. Het was gezellig, maar we horen niet zo.
Wij zijn de tafeltjes, zonder kringen, zonder vlekken. Nog nooit zo lang schoon geweest.
Wij zijn de biertap, afgesloten van onze fusten. Wij zijn de kurk nog in de wijnfles, we zijn de glazen niet gevuld.
Wij zijn de niet gedronken kopjes koffie. De ongesmolten tostikaas. Wij zijn de diepgevroren bitterballen. We zijn de dagsoep, niet gemaakt.
Wij zijn de gin zonder tonic, de koffie niet verkeerd. Het citroentje niet gesneden, het viltje zonder bier. Het rondje niet gegeven, de fooi nog in een zak.
We zijn vandaag, er al zo lang klaar voor. We zijn twaalf uur, we zien je zo.