De minister zwaaide de zijden stropdas over de nokbalk in het kleine kamertje boven zijn kantoor. Hij hield de uiteinden in beide handen en testte of de balk zijn gewicht kon dragen. Voor zover hij zich kon herinneren was de oranje stropdas de enige luxe aankoop die hij in zijn leven had gedaan.
Het was puur toeval dat hij langs de deftige Haagse herenmodezaak liep die middag. Hij was in een geweldige stemming, want hij kwam net terug van een eerste bespreking met de minister-president. Minister van Veiligheid en Justitie mocht hij zich vanaf nu noemen en dus zou hij voortaan met grote, ferme stappen door het leven wandelen.
De knoop was stevig genoeg en als hij de das tot een lus draaide kon hij zijn nek er nog net doorsteken. Als ze hem nu maar voor een kwartier met rust zouden laten, dan zou het snel stil worden in zijn hoofd, al wist hij direct dat die gedachte onzinnig was.
‘Meneer, waar bent u?’ Hij was vergeten de deur in het slot te draaien. Zelfs voor een eenvoudige zelfmoord was hij niet capabel genoeg.
‘Meneer we hebben het!’ Langzaam liep de minister via de smalle trap zijn kantoor weer binnen.
‘We noemen het “een verkeerde aanname”. Dat bestaat. Je mag iets aannemen en als je je daar dan in vergist dan is dat helemaal niet zo erg.’
‘Hoe bedoel je dat?’
‘Als in: ik nam aan dat ik de auto gewoon daar had geparkeerd, maar hij bleek in werkelijkheid nog iets verder terug te staan. Snap je? Verkeerd aannemen, dat doen we allemaal weleens, toch?’
De politiek adviseur keek de minister kwispelend aan, alsof hij Amerika ontdekt had.
‘Dus?’
‘Dus we namen aan dat het van de FBI kwam, maar het kwam eigenlijk van de NYPD. Die haalt iedereen toch altijd al door elkaar. CSI, ATF, CIA, FBI, NYPD, LAPD, dat is één pot nat voor de kijker thuis.’
‘Pfff, weet je het zeker?’
‘We kunnen het allicht proberen?’
Langzaam haalde de minister zijn oranje das weer uit zijn zak. Hij streek de ergste vouwen eruit en haalde hem onder zijn boord door.
‘Waarom ook niet. We kunnen het allicht proberen.’