We dachten, we nemen de trein eens. Dat was een vergissing. Of nee, wat ik had gezegd was een vergissing. Misschien niet wat ik had gezegd, maar het moment waarop ik het had gezegd. Of het volume dat ik gebruikte. Ze hadden het niet moeten horen.
Natuurlijk bedoelde ik er niets mee. Niets slechts. Het was een lief meisje. Ik vond het vreselijk dat ze zo van streek was. En geen wonder. Geen wonder. Haar moeder schreeuwde zo ontzettend.
Weet je wat het is? We hebben hier in dit land bepaalde tradities. En hoewel ik me nooit in de discussie heb gemengd, heb ik er wel een mening over. Piet is zwart, omdat hij door de schoorsteen is gekomen. Zo is het altijd al geweest, wat anderen ook zeggen. Dat mensen daar iets slechts in zien, dat vind ik pas racisme. Ik vind het afschuwelijk dat iedereen zo tegenover elkaar komt te staan tijdens een feest dat gezellig moet zijn voor iedereen.
Toen we thuis waren heb ik me eerst een glas port ingeschonken. Herman pakte een pilsje.
‘Heb ik iets verkeerd gedaan?’ vroeg ik hem.
‘Natuurlijk niet,’ zei hij. Hij gaf me een kus op mijn wang en verdween naar de studeerkamer.
Pas toen kwam bij mij de schrik. Mijn benen trilden. Ik ben nooit eerder zo toegesproken. Toegeschreeuwd. En de conducteur deed niets. Hij leek aan de kant van de schreeuwende vrouw te staan, maar hij deed niets.
‘U bent zo niet van mij af,’ zei de moeder van het meisje. ‘U bent zó niet van mij af!’
Ik begreep niet waarom ze zich zo ontzettend druk maakte.
‘Schaam jezelf,’ zei ze.
Het enige waar ik me voor schaam, is dat ik niets terug heb gezegd. Ik had willen zeggen dat ik geen probleem heb met haar kind. En geen probleem met zwarte Piet. En dat mijn opmerking daarom niet slecht kan zijn. Ik had willen vertellen over de liefdadigheidsactie die ik voor de kerk had georganiseerd, waarmee we geld hadden opgehaald voor kindertjes in Gambia. Ik had willen zeggen dat ze zich vergiste.
Ik belde Janine. Zij weet me altijd te kalmeren, ze heeft altijd iets goeds te zeggen. Terwijl ik mijn verhaal deed, kwamen de tranen. Janine luisterde zonder iets te zeggen, ze is een goede luisteraar. Toen mijn verhaal klaar was, bleef het stil.
‘Belachelijk, toch?’ vroeg ik.
‘Nou,’ zei Janine.
‘Wat?’
‘Wil je dat ik eerlijk ben?
‘Natuurlijk.’
Janine vond het niet belachelijk. Janine zei dat ze trots was op vrouwen die voor hun kinderen opkwamen. Die zich niet de mond lieten snoeren. Ze had het over racisme, onderdrukking en kolonialisme. Ik voelde het bloed naar mijn wangen trekken, wist niet wat te zeggen. Janine zei dat Zwarte Piet racisme is. Dat Gerda Havertong dit in de jaren 80 al zei en dat het geen wonder was dat de mensen nu klaar waren met dit op een rustige manier uit te leggen. Ze zei dat het hele uiterlijk van Piet refereert aan tot slaaf gemaakten. Janine zei dat ze boven alles begreep dat een moeder voor haar kind opkwam wanneer deze racistisch bejegend werd. Janine praatte maar door. Na twintig minuten hingen we op.
Mijn hoofd duizelde.
Ik keek naar mijn telefoon en zag dat ik veertien berichten had gekregen.
‘Ik weet niet of je het weet, maar jij en Herman staan online.’
‘Dit had ik niet achter jullie gezocht.’
‘Willemijn, bel me terug. Gaat alles goed?’
‘Wat heb je in vredesnaam gedaan?’
Ik schonk me nog een port in.
(Deze read is niet geschreven naar aanleiding van een nieuwsbericht. Toen ik over deze gebeurtenis wilde schrijven, zocht ik tevergeefs naar een bericht waarin over deze gebeurtenis geschreven was. Veel belangrijke gebeurtenissen halen het nieuws niet. Ik heb getwijfeld over het plaatsen van deze read. Over of ik een verhaal wilde vertellen over het ongemak van deze vrouw, terwijl het in werkelijkheid gaat over het leed van heel veel andere mensen. Ik hoop dat het gelezen kan worden als een ode aan mensen die zich uitspreken tegen racisme. Ik denk dat ik dat zelf vaker kan doen.