Het is zó nat dat zelfs de slakken er geen bal meer aan vinden. In de achtertuin zitten ze met zijn allen op het verweerde muurtje, ooit wit, tussen de tuin van de buurman en de mijne. Ik stel me voor dat de slakken soortgelijke gesprekken voeren als de mensen in mijn straat, na een week of twee ontiegelijk warm weer, Nederlandse plakkerigheid in de volkswijk.
‘De hitte begint me op mijn zenuwen te werken hoor,’ zegt de ene buurvrouw puffend.
‘Ik doe geen oog dicht,’ zegt de buurvrouw van drie huizen verderop steunend. Ze sloft voorbij met een kefferige chihuahua en staat stil bij iedere voortuin waarin mensen zitten. Behalve bij die voortuin waarin de man, die in zijn eentje drinkt, zit te roken.
‘Het is toch die klimaatverandering, denk je niet?’ Een man die ik nog nooit gezien heb in de voortuin van de overbuurvrouw, kijkt even op van zijn IPad.
‘Klimaatdrammers. Blij toe dat we weer 130 mogen. Even de kip in de oven zetten.’ En weg is de buurvrouw van hiernaast.
‘Ze komen eraan,’ zegt de IPad man. Hij tikt tegen zijn glas water, een onderwaterbelletje laat los en stijgt op naar het oppervlak. ‘Met miljarden tegelijk,’ mompelt hij verder. ‘Als we het niet goed opvangen…’
Als ze het niet goed opvangen, dan verzamel ik mij als een kringloop die niet alleen eeuwig in beweging blijft, maar ik groei, ik word groter, ik vermeerder, ik stijg en daardoor ga ik almaar sneller. Vliegensvlug snijd ik door het landschap, die 130 km per uur is een lachertje, man. Die muren, en wanden en dijken en dammen? Heeft geen enkele zin! Ik neem het leven en ik geef het en als ze me niet goed opvangen, dan kom ik er gevuld met nieuwe levensvormen aan. Uit alle windstreken verzamelt het zich, het maakt zich los van de oude taak, stroomt deze kant op, weldra zal het zich bij mij voegen. Ik klots over de randen, ik ben code rood.
‘Nat hè!’ zegt de buurman van op de hoek, met zijn golden retriever passeert hij het huis waar de buren tussen de buien door onder de luifel in hun voortuin zitten. De IPad man kijkt op en stoot het glas water om.
‘Ik kom eraan,’ klinkt het. Bijna onhoorbaar.