De jongen ziet haar wel eens in de lift. Aan haar gezicht kun je van alles aflezen. Maar het zijn uitdrukkingen die hij niet kent. Ze trekt één mondhoek naar beneden. Soms verschijnen er tientallen rimpeltjes op haar voorhoofd die ook weer verdwijnen, zodra ze klaar is met haar bekkentrekkerij. Heel anders dan de rimpels in het voorhoofd van zijn vader. Ze woont op 2643. Hij woont in de flat naast haar. De appartementen zijn elkaars spiegelbeeld.
Hij heeft gehoord dat alle muren in- en tussen de appartementen weg zijn. Het kan dat hun ledikanten nu gebroederlijk naast elkaar staan. Het zwarte gebouw smeult na. Alle ruiten zijn gesprongen. Bestek ligt kromgetrokken in lades. Te heet om op te pakken. Ergens staat een tafel die nog wel zijn vorm heeft maar die ieder moment tot as zal wederkeren. Vanaf bedranden staren Beanie Boo’s de donkere ruimte in. Een oudere man glijdt uit op de trap als het brandalarm afgaat. Hij heeft nog wel even de droger afgezet.
De jongen wil later detective worden; onderzoek doen naar de toedracht van alles.
Hij heeft gehoord dat vrijwilligers een inzamelingsactie zijn begonnen.
Hij denkt aan het buurmeisje dat boodschappen doet voor haar moeder. Een rol Oreo, een doos donuts in zes kleuren, een zak Walker Salt & Vinegar Crisps. Hij snapt best waarom ze van die gekke bekken trekt.
Hij heeft gehoord dat de koningin haar medeleven heeft betoond.