We moeten moeten ze allemaal binnenhouden, we moeten het allemaal buiten houden. We hebben geluk, we hebben een huis. Een huis met ramen en een deur. We draaien de deur in het slot, de sleutel in een potje, het potje op de kast. We klappen de laptops dicht. We trekken de stekkers uit de opladers, we trekken onze kinderen op schoot. We snuffelen in hun nekjes,vertellen ze verhalen. We kietelen en stoeien. We aaien onze katten, we zetten een potje thee. We eten alleen maar plant. En we blijven hier. We blijven binnen. Buiten zijn we niet te vertrouwen, het beest komt buiten in ons los. Buiten zijn er mussen, vleermuizen en eekhoorns, buiten zijn er de winkels. Winkels met posters met percentages, uitgelichte glimmende apparaten, zachte truien en hagelwitte sneakers. Ze roepen ons toe, ze dagen ons uit, neem ons, pak ons, dit is je kans. Wees je ware zelf.
We blijven binnen, we kunnen het, en we zingen gewoon een lied.