Eerst dacht je: het is niet gebeurd. Ik heb het verkeerd begrepen. Onjuist geïnterpreteerd. Je vroeg niet om opheldering, je sprak er niet met hem over.
Toen dacht je: ik hoef er niet aan te denken. Ik denk er niet aan. Dingen gebeuren, dat is het leven, niet alles hoeft je te raken, soms kan je dingen gewoon van je af laten glijden.
Het prettigst bleef de gedachte: het is niet gebeurd.
Het is niet gebeurd.
Het is niet gebeurd.
Je begon er soms over te dromen.
Het is niet gebeurd. Het was niet belangrijk.
Je droomde vaker.
Je dacht: het was wel mijn vader. Het ís mijn vader.
Het merkwaardige aan een gedachte is dat hij vluchtig lijkt, dat hij binnen een paar seconden opgeschreven is, maar dat het vormen van een gedachte eigenlijk een traag proces is, en dat het soms jaren duurt voordat een gedachte zijn uiteindelijke vorm krijgt.
Hij is mijn vader.
Tijdens het denken eet je ’s ochtends gezamenlijk ontbijt, gaat naar school, wordt voor het eerst verliefd.
Het is niet gebeurd.
Haalt je diploma.
Het was mijn schuld.
Droomt over later, leert de wereld kennen.
Dit had niet mogen gebeuren.
..
Je weet precies wanneer een gedachte afgerond is. Er valt niets meer aan te schaven. Hier valt niets meer tegenin te brengen. En er moet iets gebeuren.
Dit had niet mogen gebeuren.
En dan ben je nog niet eens begonnen aan de implicaties van die gedachte.
Dit had niet mogen gebeuren.
..
Er moet iets gebeuren.