Op een planeet vol onrust zit een vrouw in stilte op een muurtje. Ze kijkt om zich heen. Haar kleding ligt achter haar, bij de campus. Opgevouwen voor wie het wil meenemen.
Ze blijft zitten, weet wat haar te wachten staat.
Vanmorgen kuste ze haar moeder gedag, opgewekt als altijd. Het was een normale ochtend, de zon scheen. Gelukkig draagt ze niet het meest versleten ondergoed. En heeft ze haar warme grijze sokken aan.
Wat gaat ze doen, als ze komen? Zal ze vervallen in een instinct, zich verweren?
Om zich heen verzamelen zich mensen. Ze kijken naar haar – geschokt, afkeurend, lachend. Een aantal pakt een telefoon.
‘Red jezelf!’ sist een vrouw. Ze lijkt aardig. Ze loopt door.
De meeste mensen draaien hun hoofd weg, zijn gehaast. Ze blijft zitten, in stilte, kijkt om zich heen, de kou negerend. Haar armen rusten op haar schoot. Haar benen bewegen zacht.
Ze voelt zich sterker dan ooit. Ze zit al opgesloten, in het midden van een planeet vol mogelijkheden en vrijheid.
Autogeluiden op een plein met voetgangers. Een sirene.
Ze komen eraan.