Ik had mijn moeder een pratende wasmachine gegeven, want ik kon dat eenzame gezicht van haar niet meer verdragen. Het zielige ‘Wanneer kom je weer?’ hoefde ze tegen haar wasmachine niet te zeggen, want die stond er altijd. Wanneer ze voortaan aanspraak wilde, kon ze op een knop drukken en dan gaf de wasmachine feedback over de hoeveelheid wasgoed, de aard van het wasgoed, de vervuilingsgraad van het wasgoed en de hoeveelheid poeder die gebruikt moest worden. Hij waarschuwde haar ook als er wollen sokken bij de witwas zaten. Als je hem extra aanspoorde begon hij te vertellen over de ingebouwde mogelijkheden om de schade van het wassen aan het ecosysteem zo sterk mogelijk te reduceren. Ik had mijn moeder een intelligente en vooruitstrevende wasmachine gegeven, waar ze veel plezier aan zou kunnen beleven. Ik had er een krukje bij gezet om het wat gezelliger te maken; staand praten doe je per slot alleen met slechte buren.
Toen ik eens langskwam om te kijken hoe het met mijn moeder en haar nieuwe aanspraak ging, trof ik in de keuken een fauteuil met daarin mijn moeder gemoedelijk babbelend met een glaasje sherry en creatief uitziend stukje macramé in haar handen.
‘Moeder! overdrijft u het nou niet?!’
‘Och kind, ik heb het nog nooit zo gezellig gehad. Kijk eens!’ Ze wees op een klein knopje in het paneel waar geen aanduiding bij stond. ‘Dat is de luisterknop!’ Ze drukte vrolijk een paar keer op de knop. ‘De luisterknop! Aan en uit.’ Ze keek me verrukt aan.
Ze vroeg het niet, deze keer, bij het afscheid: ‘Wanneer kom je weer?’ – ik hoorde het niet.