Ik moet nog even wachten. Geduld hebben. Ik heb de tijd, zeiden ze. En pillen.
Ik wil geen pillen en ik wil niet op een wachtlijst. Het gaat prima met me.
Ze hebben gezegd dat ze zich zorgen om me maken, maar ik heb al weken niets meer van ze gehoord. Soms zag ik een van hen door een kier tussen de gordijnen. Ze houden me in de gaten. Iemand vertelde me dat ze het huis aan de overkant willen kopen.
Vanaf het moment dat mijn buurman door mijn tuin begon te lopen, heb ik de gordijnen helemaal gesloten.
Ze hebben me gezegd dat ik hulp nodig heb. Dat ik invulling moet geven aan mijn leven. Ik maak tekeningen, mijn huis ligt vol tekeningen, maar ze willen dat ik werk voor een baas. Dat ik mijn eigen geld verdien. Ze zeiden dat ze geloven dat ik daar meer zelfrespect door krijg. Ik wil niet meedraaien in ons economisch systeem, het is gevaarlijk.
Ik heb ze eens gevraagd hoe ze me hebben gevonden.
‘Iemand maakte zich zorgen over je,’ zeiden ze. ‘Diegene heeft ons gebeld.’
Ze konden me niet vertellen wie gebeld had, het was een ongeloofwaardig verhaal.
Ze denken dat ik eenzaam ben. Toen ik vertelde dat dat niet klopt, stelden ze veel vragen. Ik heb daar geen antwoord op gegeven, ze hoeven niet alles te weten.
Als ik op bed lig, hoor ik muizen ritselen. Ze laten zich niet aan me zien en als ik geluid maak, zijn ze een paar minuten stil. Ik probeer zo zacht mogelijk te leven om de muizen niet af te schrikken. Soms leg ik wat te eten voor ze neer. Ik ben niet de enige die soms bang is. Ik ben niet alleen.