Het telefoontje komt pas op het midden van de dag. Nee, liever ná het midden van de dag: hoe later je gebeld wordt, hoe beter, toch?
Je ligt op bed, handen achter je hoofd. Veel te vroeg wakker, al heb je al weken geen wekker gezet. Wat te doen met de tijd die voor je ligt? Een halve dag is lang wanneer die slechts wordt gevuld met je eigen gedachten. Je had beter kunnen werken, misschien. Proberen te slapen. Zorgen maken, geen zorgen maken, zeggen dat het wel goed komt. Je kunt niet méér doen dan gisteren en toch voelt het anders, nu: spannender, zwaarder. Bijna het verlossende woord, maar nog net niet. Tijd die zich eindeloos lijkt uit te strekken. Wachten duurt het langst.
Je moeder heeft tas en vlag al klaargelegd. Handig, dan hoeven de buren niet aan te bellen, weten ze alleen door naar het huis te kijken alles wat ze moeten weten. Felicitaties, condoleances, de kaartjes liggen klaar.
Maar voor nu lig je op bed, je staart naar je oude kinderkamer, het vertrouwde plafond.
Een diploma is een kroon op je werk, zo doen docenten het in ieder geval voorkomen. Maar school voelt eerder als een oude jas waar je inmiddels uit bent gegroeid. Dit eenpersoonsbed, het behang dat al jaren te kinderachtig is – het past niet meer. Je bent elk jaar veranderd, een nieuw iemand geworden, en wilt nieuwe versies van jezelf ontdekken op nieuwe plekken. Je bent een plant die verpot moet worden – zoals die bruine Monstera in de hoek. Je hebt nieuwe grond nodig of je verlept.
De vraag is of het lukt. Dat is waar niemand je op heeft voorbereid: hoe om te gaan met die onzekerheid, met een mogelijke teleurstelling? Hoe jezelf weer bij elkaar te rapen als je wereld even kantelt? Als alle anderen doorgaan, en jij vast komt te zitten?
Het is allemaal leerzaam, zegt je moeder. Maar je hebt de afgelopen tijd wel voldoende geleerd.
In en uitademen, even ogen dicht, Youtube, Netflix, TikTok. Het geluid van je telefoon controleren. Het ding weer aan de oplader leggen. De tijd kruipt.
Vandaag is einde en begin.
De telefoon gaat over.
Else Boer