Dat het kan. En dat het misschien nooit gebeurt, maar dat dat niet wegneemt dat de kans bestaat. Dat riep ik altijd al, maar steeds zonder bewijs.
Nu, dan weet je dat, is aangetoond dat het zomaar kan zijn dat er een brief op een mat valt.
Een brief, een mat.
Ik vertel je dat het jouw mat kan zijn.
Mijn brief.
Ik ben het risicovermijdende type en directe post leek me veel te gevaarlijk. Bovendien had ik je adres niet. Het stond wel ergens op papier, maar ik liet het thuis omdat ik vreesde dat ik midden in de nacht, dronken natuurlijk en roekeloos, zou besluiten je een kaart te sturen waar ik spijt van zou hebben nog voor de brievenbus geleegd werd. Dit was ver voordat ik leerde dat je ook spijt kunt krijgen van dingen die je níet doet.
Dus ik dronk. Wijnen. De meesten had ik ronduit smerig genoemd als hun smaak niet was overstemd door het doel. Door de gedachte aan de mogelijkheid.
De eerste week was Saskia blij dat ze niet langer de enige was die dronk bij de lunch. De tweede week vroeg ze of ik heimwee had, aan het begin van de derde week kondigde ze aan dat ze een verslavingskliniek voor me zou bellen, desnoods vanuit de telefooncel op de camping, als ik niet onmiddellijk zou stoppen met drinken.
Ik kon haar onmogelijk vertellen dat mijn zucht naar drank niets te maken had met het lichte gevoel in mijn hoofd of met het stillen van welke angst dan ook. Ik dronk om de flessen in de middag mee te nemen naar de zee. Als Saskia naar een strandtent liep om ijsjes voor ons te kopen of als ze zich omkleedde op het toilet, liet ik ze los. Ik wilde weten welke fles het beste kleurde bij het zeewater, en welke de fierste drijver was.
Toen ik gekozen had schreef ik je die brief.
Aan jou schreef ik mijn liefde in alle woorden die ik kon bedenken, en aan de visser die de fles zal vinden schreef ik jouw naam en het belang van de brief. In mijn beste engels heb ik uitgelegd waarom ik je niet gewoon kon opbellen en waarom mijn woorden absoluut, al is het maar ooit, bij jou moeten aankomen.
Ik spoelde de fles schoon, vouwde het opgerolde papier door de smalle opening, drukte de kurk erop. Ik gooide hem zo hard als ik kon, zo ver als ik kon de zee in. ‘En nu het lot’ heb ik denk ik ook nog gezegd.
Toen ben ik begonnen met wachten.