Is er nog een weg terug. Kunnen we terughalen in onze herinnering wat het was. Zoals het ons voor ogen stond. Wat we nu schreeuwen. Klopt dat nog. Nu we niet meer een tuin inlopen, waar een tafel, onder de vlierbloesem die de veranda overwoekert (zonder ergernis daaraan), uitgeschoven is, vrienden aangeschoven zijn, waar we luisteren naar een stilte die we niet meer kennen als zodanig. Waar de vogels de zonsondergang onderbreken. Onze stilte, die nu stil is want geen vogels. Fantoomvogels.
Was er een paradijs waar de een al dan niet uit de rib van de ander of andersom natuurlijk. Willen we terug naar die onwetendheid, die gemoedstoestand waarin je niet nadacht over waar je nu wel over nadenkt.
Ik wil de laatste tijd alleen nog maar thuis zijn. En ben ik blij met mijn muren. Mijn meubels. Mijn beeldscherm waarop ik bekijk wat er buiten gebeurt.
Kijk jij nog wel eens naar iemand in de tram. Er komt een man naast me zitten in de driezitter helemaal achterin. Hij neemt zijn ruimte. Hij slaat zijn arm bijna om me heen terwijl hij die, hij kan beweren dat hij die, dat die arm daar gewoon op de leuning van de stoelen van de openbare ruimte van de gemeentelijke tram dat hij dus eigenlijk openbare ruimte in beslag neemt, zo kan hij zich verdedigen. Later. Mag dat nodig zijn.
Voor een buitenstaander zit daar gewoon een stel. Als iemand al kijkt. Terwijl de vrouw (ik), daar twee haltes eerder heeft plaats genomen, zich afvraagt of zijn nek voorover zal groeien, zijn blik voor altijd gericht op zijn beeldscherm en dat hij behalve lichamelijke ruimte ook nog eens auditieve/visuele ruimte inneemt omdat hij (de man) zijn filmpjes, kort, met schreeuwen, met martelen, op zijn scherm bekijkt en hardop lacht dat je bang van hem wordt, zo iemand waar je instinctief bij uit de buurt blijft. Maar ja.
Zijn arm dus ligt achter mijn rechterschouder en ik kijk naar zijn hand en ik kijk naar zijn knieën die mijn kant op wijzen en ik kijk naar zijn kromme nek en ik bekijk, ik kijk wat af, hem helemaal van top tot teen, wat voor schoenen, wat voor broek, wat voor mogelijke nationaliteit. Is de man schuin tegenover hem zijn vriend, die ook op een scherm kijkt maar minder luidruchtig swipet. Komen zij iemand vluchtig vergiftigen in deze stad die niet de hunne is en waar die vrouw (ik) die achterin de tram zit. Hè zat er een vrouw achterin de tram. Nou ja, als ik (de man) het moet beschrijven, kan ze er wat mij betreft net zo goed niet zitten. Onderdeel van een decor. Zoals alles hier.
Wij moeten van A naar B of Z. Op missie, hebben instructies. Daar en daar stap je uit, om zo en zo laat en daar en daar smeer je het, laten we het gif noemen (of vloeibaar zenuwgas), op een deurklink van een huis van een advocaat diplomaat dubbelspion politicus (zo achterhaald politiek). En bewust onder die en die camera lopen zodat de hele tijdlijn is te herleiden en dan wij thuis in ons vuistje lachen. In onze wereld valt er al weinig te lachen. Wij lachen om dode mensen. Ons ooit is een ander ooit dan jullie ooit. Ons ooit verschilt niet zoveel van ons heden. Er staat bij ons nog steeds enkel een pot augurken op tafel. En als je geen humor hebt. Hoe kun je dat leren. Naar welke school ga je dan. We maken de wereld zo dat wij er ook in passen
vlak humorloos augurken olie gas baboesjka.