Op de laatste dag voor elke vakantie moesten wij van de juf onze laatjes opruimen. Wij haalden dan al onze spullen uit onze laatjes, gooiden gumresten en propjes weg en ruimden alles weer netjes in. De juf liep rond om aanwijzingen te geven en links en rechts spullen af te pakken. Sommige kinderen hadden dingen in hun la liggen die daar niet mochten liggen. Onder de verboden waren vielen: balpennen, snoep, flippo’s, knikkers, strips, scherpe voorwerpen, geld, en kantoorartikelen waar juffen het alleenrecht op hebben zoals typ-ex, nietmachines, perforators en stickers.
Mijn laatje was het hele jaar door netjes, en ik was veel te bangig voor verboden spullen, dus ik had op zulke momenten weinig te doen.
Ik was een braaf kind.
Naast mij zat Randy. Randy was geen braaf kind. Zijn vingers zaten altijd onder de inktvlekken omdat hij te hard op zijn pen duwde en omdat hij linkshandig was. Dit was echter niet zijn grootste probleem. Wanneer iets niet naar zijn zin ging (en dat was zeer regelmatig) dan ging hij zwaar ademen, bokkig heen en weer op zijn stoel schuiven en gooide hij zijn vulpen zo hard tegen het tafelblad dat ik weg moest duiken voor de inktspetters.
Randy kreeg steevast op zijn kop bij het opruimen van zijn laatje. Het begon er al mee dat hij zijn laatje met veel geweld onder zijn tafeltje uit rukte, waardoor er altijd een randje plastic af brak. Daarna kieperde hij de inhoud in een keer over zijn tafel, waarbij knikkers alle kanten op rolden, zijn toch al gekreukte schriftjes in vreemde poses op de grond terecht kwamen en potloden van binnen zachtjes braken.
Op de laatste dag voor de zomervakantie was Randy echter in een goede bui. Nadat de juf ons het startsein voor het opruimritueel had gegeven, begon hij ijverig met propjes heen en weer naar de prullenbak te lopen. Hij ging zelfs in het kielzog van de juf mee naar de andere tafeltjes, om daar bij het zien van een stapeltje flippo’s luid tegen de andere kinderen te roepen: “Ja! Dat mag hier op school niet, hè?” Toen hij door de juf terug naar zijn plek gestuurd was en met het zweet op zijn voorhoofd weer achter zijn tafeltje was gaan zitten, schreeuwde hij opeens door de klas: “Waar is de dop van mijn vulpen?” Het viel stil. “Iemand heeft mijn dop gestolen!” De juf stelde voor dat hij eerst nog even goed in zijn laatje zou zoeken. Randy trok in één ruk het laatje onder zijn tafeltje uit, waarbij hij zijn elleboog hard tegen de stoel stootte. Hij sprong woest op, zijn stoel kieperde achter hem om. De juf maande hem rustig te worden en opperde om samen even in de prullenbak te kijken, maar Randy had de bak al beet en smeet de inhoud over de vloer. Hij viel op zijn knieën en maaide wild met zijn handen door het afval, maar vond geen dop. Toen ging hij weer staan. Hij hijgde. Niemand durfde zich te bewegen. In een woeste ruk draaide hij zich om naar de juf. In zijn ogen de blik van een vals, uitgehongerd dier. Met de vulpen in zijn gebalde vuist en de punt op de juf gericht, stormde hij luid brullend op haar af.
Het dopje prikte in mijn rechterhandpalm. Ik kneep zo hard als ik kon.