“We moeten voorkomen dat de killerrobot keuzes kan maken over leven en dood, zonder dat wij kunnen ingrijpen.” De killerrobot. Mij is weer eens niets gevraagd. Ik denk aan een kale witte mens, met een huid van plastic. Hij schiet andere robots dood met de rode straling uit zijn ogen. Hij rent over een vlakte, in de richting van een Amerikaanse stad. Gelukkig maar dat robots geen rotondes, verkeersborden en veranda’s kunnen herkennen.
In het nieuwsbericht komt ook robotexpert Koen Hindriks aan het woord. Hij waarschuwt voor de killerrobot. Zelf maakt hij robots met een positieve functie. Ik googel hem en zie een foto van een kleine robot in een polo van de Technische Universiteit Delft. Koen knielt neer achter de robot. Hij is niet de ster. Op een andere foto zie ik hem met dezelfde robot poseren op een feloranje bank. Ze zien er positief uit, als een moderne Samson en Gert.
Koen maakt robotvriendjes voor kinderen in ziekenhuizen. In een interview vertelt hij over zijn uitdagingen. “Het werkt soms heel goed op een bepaald stuk, totdat er een ander kind voorbij komt.” Hij hoopt dat de ouders het ook leuk vinden dat hun kind met een robot omgaat. Ik vraag me af of er een parallelle wereld bestaat waarin Koen en ik elkaars uitdagingen begrijpen. Hij vindt het “fantastisch om te zien”, die mens-robotinteractie. “Maar het moet niet te spannend worden. Het kind moet eerst vertrouwd raken met een vreemd beestje.”
Ik lees het interview uit. Koen is klaar voor de volgende fase: een robot waar hij niet de hele tijd naast hoeft te staan. Ik zie hem voor me, in de speelruimte van een ziekenhuis. Een kind met buisjes in de neus praat tegen Koens robot, die furby-achtige zinnetjes uitstoot. Af en toe schiet Koen tevoorschijn en typt hij snel wat in op de buik van de robot, dan duikt hij weer achter een poppenhuis. Soms hoeft hij alleen maar contact met de wifi te maken.