Vijf bordjes.
Vijf bekertjes.
Vijf eierdopjes.
Bij elk bord een vaasje met een bloem.
Vijf paar kousenvoetjes op de trap.
Ping! Zegt de oven.
Op een lepel zit een vlek.
Moeder ademt erop.
Met haar mouw veegt ze hem weg.
‘Goedemorgen jongens!’
Warme croissantjes, hop in het mandje.
Eieren laten schrikken onder de kraan.
Koffie en thee en vers geperst sap.
‘Goedemorgen Mark!’
‘Goedemorgen Moeder!’
‘Goedemorgen Syb!’
‘Goedemorgen Moeder!’
‘Goedemorgen Lex!’
‘Goedemorgen Moeder’
‘Goedemorgen Jes!’
‘Goedemorgen Mam!’
‘Goedemorgen Geert!’
‘…’
Geert zegt niks. Geert heeft een gat in zijn sok.
Voor iedereen een broodje en voor iedereen een ei.
‘Mag ik de jam?’ vraagt Geert.
Mark geeft de jam aan Syb.
‘Mag ik de boter?’ vraagt Geert.
Syb geeft de vloot aan Jes.
‘Mag ik de koffie?’ vraagt Geert.
Jes geeft de kan aan Mam.
‘Krijgt Geert niets?’ vraagt Moeder.
‘Mag ik het zout?’ vraagt Lex.
Wat hebben ze het goed samen…