Tram 17 was, normaal gesproken, één van de rustigste tramlijnen van Amsterdam. Tot stadsdeel De Baarsjes zat het voertuig nog redelijk vol met forenzen, toeristen en dagjesmensen, maar daarna, als het toestel verder richting Osdorp reed, was het vrijwel uitgestorven.
Koerd was nu ruim anderhalf jaar de vaste conducteur op het traject, maar hij was vastbesloten om het glazen hokje in het midden van de tram zo snel mogelijk te verlaten. Hij was nooit een goede leerling geweest; hij was snel verveeld, of ‘afgeleid’ volgens zijn docenten, en altijd bezig met herrie schoppen. De wereld draaide te langzaam voor hem, zodra hij het idee kreeg dat hij stilstond, was hij op zoek naar beweging. Wat dat betreft leek zo’n tramlijn nog behoorlijk op zijn eigen karakter.
“Dames en heren, kunt u alstublieft een beetje doorlopen? Vooraan is nog plek genoeg en u komt allemaal aan de beurt.” Koerd kreeg het idee tijdens de nog rustigere zomermaanden. De plek en de situatie waren ideaal voor zijn handeltje. Mensen liepen in en uit en er kon onmogelijk gecontroleerd worden wat er in een volle tram gebeurde. En mocht er toch iets gebeuren, dan konden zijn klanten bij de eerste de beste halte snel weer uitstappen. En hij had gelijk gekregen, op 30 en 31 december was tram 17, zonder twijfel, de drukstbezochte tramlijn van Amsterdam.
“Zegt u het maar, meneer?” Koerd begon de dag met ongeveer vijfhonderd euro aan wisselgeld in zijn kleine kluis, maar inmiddels puilde het ding uit en zat er zeker vierentwintigduizend euro in.
“Vijf pillen, twee gram coke, twintig strijkers en twee oefenhandgranaten.” Zijn klant zag er keurig uit. Onder de beige regenjas droeg hij een maatpak en hij stopte de producten in de donkere aktetas. Hij werkte ongetwijfeld als advocaat of bankier op de Zuidas. Voor Koerd maakte het niks uit, trainingspak of Hugo Boss kostuum, de kleur van geld maakt elk onderscheid overbodig.
“Vierhonderd euro, alstublieft, en zegt het voort: Tram 17 voor al uw knalwerk!”
Het ging goed tot de halte op het Surinameplein. Volgens de brandweer kwam het waarschijnlijk door het kacheltje in de kleine cabine, maar met al die strijkers zou het ook kunnen komen door de wrijving die ontstond in de bochten die de tram maakte. De knal was tot het Mercatorplein te horen. Er waren zeker twintig gewonden en voor even dwarrelde de cocaïne als witte poedersneeuw over het plein. Koerd had naar alle waarschijnlijkheid niks gemerkt. De kleine conducteurscabine werkte als een snelkookpan en het repetitiesalvo concentreerde zich op de inhoud van die ene vierkante meter die het begin en het einde betekende van een echte Amsterdamse rasondernemer.