In bijna elke roman figureert wel een vliegveld op de achtergrond als terminal tussen twee werelden. Alain de Botton was ooit writer in residence op Heathrow en schreef er een week lang poëtische bespiegelingen, die op een groot scherm aan de passagiers werden getoond. Je begrijpt welk register hij opentrekt: een vliegveld is net het echte leven; afscheid, weerzien, doodsangst, misdaad, consumentisme, verveling, etcetera.
Zo’n schrijversweek op een vliegveld is natuurlijk waardeloos. Een luchthaven laat pas zijn ware gezicht zien wanneer je zelf op reis moet. Zit je er een weekje te schrijven met een mensenmassa op je lip, dan kijk je alleen maar in de spiegel. Maar als je op reis gaat, stap je door de spiegel heen.
Bij de douane gaat dat al mis. De vrouwelijke douaniers vind ik het ergst. Om de rij niet nodeloos op te houden, begin ik mij tussen de dranghekken al te ontdoen van mijn metalen voorwerpen. “Stop daarmee. Heb ik al gezegd dat je je ringen af moet doen?” Ik begrijp direct waarom ze douanier is geworden: om types als ik af te snauwen. Ik probeer mijn bezittingen zo correct mogelijk te verdelen over vijf, acht, tien bakjes, het worden er steeds meer. Als ik half ontkleed achterom kijk, zie ik de ingehouden haat in de ogen van mijn medepassagiers.
Dan word ik van gene zijde gewenkt: ik moet door de poort. Nu zullen de alarmsystemen in werking worden gezet en zullen alle misdaden die ik zelf allang vergeten ben aan het licht komen. Ik gooi mijn armen in de lucht en neem plaats op de voorgedrukte voetstappen. Voor de zekerheid stop ik met ademen. Godzijdank is deze poortwachter een man.
Omwille van de veiligheid van Nederland word ik ontdaan van mijn waardigheid en mijn burgerschap, een terechte straf voor mijn slordige omgang met de materie. Ik heb mij reeds neergelegd bij de legale aanranding die gaat volgen, maar ik word opnieuw afgesnauwd: “doorlopen, hup!”
Ik moet nu aan de lopende band gaan wachten, waar ik onverwacht wordt beziggehouden met kunst. Op een scherm krijg ik het ingewand van een tas te zien. Een compositie van vormen en kleuren binnen een afgebakend vlak. Welk voorwerp heeft zo’n mooie spiraalvorm? Waarom is de verhouding tussen de verschillende kleuren zo evenwichtig? Ik probeer te kijken of ik mijn eigen handtas kan herkennen aan de inwendige structuur, mijn eigen rotzooi-DNA, maar het lukt me niet. In mijn eigen handtas kan ik mezelf niet herkennen.
Na vijf of tien minuten word ik op mijn schouders getikt. Een douanier duwt me naar het einde van de band, samen met een lange rij bakjes. Mijn angst is meteen weer terug, ik voel de rij achter me kreunen. Mijn laptop past niet meer in mijn rugzak. Ik stapel snel de bakjes op en loop richting de Tax Free Shops, de vrijheid tegemoet. “Ho ho dame, waar gaat dat naartoe? Bakjes inleveren!” Ik overhandig hem snel de hele stapel en stotter iets over afstand doen van mijn aansprakelijkheid. Op zweetsokken, zonder trouwring of laptop ren ik richting gate D16. De douanier roept nog iets, maar ik weet zeker dat ik sneller ben.