‘Je ziet er moe uit,’ zegt hij.
Ze knikt, haalt een hand over haar betraande gezicht. Haar haar zit slordig met een elastiekje bij elkaar.
Naomi heet ze. Hij wil haar helpen maar er valt niets te doen. Onder alles wat hij hier ziet en hoort, het wanhopige wachten, de uitputting, de huilende baby’s, de schallende luidsprekers, loopt als de nieuwsticker van cnn zijn mantra: ik ben journalist, geen hulpverlener. De stelregel waar hij bij leeft, die hem bestaansrecht geeft.
En dus vermant hij zich. Dit is een interview met een slachtoffer, geen cafégesprek met een – eerlijk is eerlijk – knappe meid van ongeveer zijn leeftijd. En ook denkt hij: dit kan mijn doorbraak zijn.
Hij vraagt: ‘Met hoeveel zijn jullie hier?’
‘In het begin een stuk of honderd, maar de meesten zijn al weg. Alleen wij niet. Ze zeggen dat er een probleem met de startbaan is.’
‘Jullie zitten dus als ratten in de val?’
‘Zo kun je dat wel zeggen, ja.’ Ze glimlacht gelaten.
‘Waar heb je vannacht geslapen?’
‘Er was plaats in een hotel, maar ik heb geen oog dichtgedaan. Het was een grote chaos. Ik heb geluk gehad, sommigen lagen bij wildvreemden op de kamer.’
Ik ben journalist, denkt hij. Geen hulpverlener. Aanhoren, niet oplossen. Precies zoals hij het heeft geleerd. ‘Vinden jullie steun bij elkaar?’
‘Eerst wel, maar de spanning… Dat gevoel dat je hier nooit vandaan zult komen. En die onzekerheid omdat je niet weet wie er weg mag en wie niet. Het is pure willekeur. Een absurde situatie.’
Hij slikt. Aanhoren, niet oplossen. ‘Het enige wat ik kan doen is zorgen dat je verhaal naar buiten komt. Dan is het niet voor niks geweest. Heb je een boodschap?’
Ze denkt na. Er is eerder te veel te zeggen dan te weinig. Ze zegt: ‘Dat ik al drie van de zeven vakantiedagen kwijt ben.’