1.
T en W staan in de lift.
T: ‘Hey.’
W: ‘Hey, hoe is het? Je lijkt een beetje gestrest vandaag.’
T: ‘Ja, jezus, ik wilde bijna niet komen werken. G heeft me weer de hele nacht zitten appen.’
W: ‘Nee, allemaal van die vieze dingen weer?’
T: ‘Ja, of ik dat ene shirt weer aan wilde doen, en dat ik dan wel wist wat er zou gebeuren. En dan van die details…’
W: ‘Gatver, dat kan echt niet.’
T: ‘Ik ben er eigenlijk helemaal ziek van.’
W: ‘Heb je er al wat over gezegd? Tegen A?’
T: ‘Ik weet niet. Nee. A is net zo erg, hoe die meelacht met die grapjes.’
W: ‘Durf je niet?’
T: ‘Nou, durven, durven… Ik weet gewoon niet of het zin het.’
W: ‘Wil je dat ik meega? Dat we het samen melden?’
T: ‘Misschien. Ja. Denk je dat het helpt?’
W: ‘Als het niet helpt kunnen we er altijd mee hogerop. Ik hoorde van Y ook rare verhalen over G, misschien kunnen we die ook meevragen.’
T: ‘Ja, misschien heb je wel gelijk. Maar…’
W: ‘Je raakt je baan niet kwijt, hoor, als je daar bang voor bent. Ik ga mee.’
G stapt de lift in.
W blijft in de lift staan, ook al is dit W’s verdieping.
Stilte.
T en W stappen de lift uit.
2.
T en W staan in de lift.
T: ‘Hey.’
W: ‘Hey, hoe is het?’
T: ‘Ik weet het niet. G heeft me weer de hele nacht zitten appen.’
W: ‘Wat dan?’
T: ‘Ja, of ik dat ene shirt weer aan wilde doen, en dat ik dan wel wist wat er zou gebeuren. En dan van die details…’
W: ‘Jeetje, wat irritant.’
T: ‘Ik ben er eigenlijk helemaal ziek van.’
W: ‘Ja snap ik. Nou.’
T: ‘Weet echt niet wat ik moet doen.’
W: ‘Nee.’
G stapt de lift in.
W: ‘Nou um. Ja. Ik moet er hier uit.’
W stapt de lift uit.
3.
T en W staan in de lift.
T: ‘Hey.’
W: ‘Hey, gaat -ie? Ik zag je helemaal staan trillen net.’
T: ‘Ja, jezus, ik wilde bijna niet komen werken. G heeft me weer de hele nacht zitten appen.’
W: ‘Ah nee, allemaal van die vieze dingen weer?’
T: ‘Ja, of ik dat ene shirt weer aan wilde doen, en dat ik dan wel wist wat er zou gebeuren. En dan van die details…’
W: ‘Gatver, dat kan echt niet.’
T: ‘Ik ben er eigenlijk helemaal ziek van.’
W: ‘Ik ook. Ik hoorde van Y ook rare verhalen, die heeft het gemeld maar daar is niets mee gedaan kennelijk. Ze zouden G daar echt op moeten aanspreken.’
T: ‘Ja, ik hoop het, maar voor dat zover komt… Iedereen is helemaal fan van G hier, hè? Vooral A. Ik zit steeds te twijfelen of ik het zelf ook moet melden, maar A lacht zelf ook net zo hard mee als G een opmerking maakt, en bij wie moet ik dan terecht?’
W: ‘Natuurlijk moet je het melden! Misschien kun je…’
G stapt de lift in.
W: ‘Hey, G.’
G: ‘Morgen.’
W: ‘Die appjes hè, dat kan echt niet?’
G: ‘Welke appjes?’
W: ‘Naar T vannacht? Echt niet oké.’
G: ‘Ik weet niet waar je het over hebt.’
W: ‘Van “doe dat ene shirt aan”?’
G: ‘O dat, o joh, nee joh, dat is toch maar een grapje. Toch, T? Met onze sterwerknemer kunnen we wel een grapje maken, toch?’
T: ‘Nou, eh…’
W: ‘Maar dit gaat echt te ver, G.’
G: ‘Ach.’
W: ‘Nee, niks ach.’
G: ‘Oké, hè, ik wist niet dat je het toch zo vervelend vond. Dat gevoelige gedoe toch de hele tijd.’
W: ‘Niks geen gevoelig gedoe. Dit is gewoon niet goed, G, dat weet je zelf ook heus wel.’
G stapt de lift uit, W loopt erachteraan om het gesprek te vervolgen.
4.
T en W staan in de lift.
T: ‘Hey.’
W: ‘Hoe is het?’
T: ‘G heeft me weer zitten appen vannacht.’
W: ‘Ach, was -ie weer dronken?’
T: ‘Ik denk het.’
W: ‘Wat zei die dan? Beetje geflirt zeker?’
T: ‘Nou, echt helemaal niet fijn. Ik durf het bijna niet hardop te zeggen.’
W: ‘Ja, die schunnige dingen, daar kan -ie wel wat van hè.’
T: ‘Maar dit ging echt ver. Ik dacht vanochtend bijna: ik blijf gewoon thuis vandaag.’
W: ‘Ah joh, nee toch? Jij bent toch sterker dan dat?’
G stapt de lift in.
W: ‘Hey eh, lekker zitten zuipen gisteren?’
W stapt de lift uit.
5.
T en W staan in de lift.
T: ‘Hey.’
W: ‘Hey.’
G stapt de lift in.
W stapt de lift uit.