Mijn vader viert oud en nieuw bij mijn zus en logeert daar ook. Als hij op nieuwjaarsdag thuiskomt, blijkt er te zijn ingebroken. Er is een ruitje ingetikt en de dief heeft zo de sleutel van de achterdeur kunnen opendraaien omdat mijn vader de sleutel daar altijd in laat zitten. Mijn vader is voor de duvel niet bang. Dat zeggen we zo in mijn familie. Mijn moeder was ook voor de duvel niet bang. En ik ben ook niet vaak bang, behalve misschien voor bepaald sociaal contact waarbij small talk vereist is en voor horrorfilms, maar voor enge dingen in het echte leven niet.
Mijn oude vader is dus niet erg onder de indruk van het geheel waar ik dat juist wel ben, omdat het om hem gaat. Nog nooit is er ingebroken in mijn ouderlijk huis. En bovendien vind ik dat het mijn vader niet meer mag overkomen op zijn leeftijd. Sommige dingen zijn heilig. Als ik die dief in mijn vingers kreeg, was hij nog niet jarig, de proleet. En ik voel hoe mijn moeders temperament in mijn lichaam vaart.
In mijn ouderlijk huis zitten de sleutels in de deuren, gaat de deur van de garage alleen ’s nachts op slot. Het is een familietrek om heel onvoorzichtig met dat soort dingen om te gaan. Ik stop vaak opzichtig wat briefgeld in mijn zak en ik ben nog nooit gerold. En nee, wij vragen er niet om. Het is een soort afdwingen van goed gedrag door enorm vertrouwen te tonen. Dat mijn vader nu meer op zijn hoede zal zijn, ook al doet hij stoer, vind ik jammer.
Mijn vader komt thuis en treft zwarte voetstappen op het kleed. Hij checkt alles, maar er is niks weg. De spullen van mijn vader, totaal oninteressant voor een dief.
‘Waarom breekt iemand dan in,’ vraagt mijn zus zich af in de familie-app. Je zou de dief bijna smeken: ‘Neem in godsnaam iets mee.’
‘Het juwelenkistje van je moeder lag omgekeerd op het bed, maar daar was ook niks uit,’ zegt mijn vader.
Het beeld van mijn moeders omgekeerde sieradendoos krijg ik niet uit mijn hoofd. Leefde mijn moeder nog maar. Die had wel raad geweten met zo’n dief.
In het jaar dat ze stierf, vertelde ze dat er zo erg ingebroken werd in hun buurt. En dat zij droomde dat ze de inbreker te lijf ging met een hark.
‘We hebben zo’n verticuteerhark waar je het gras mee open kan rijten en die gebruik ik dan. Ik haal zijn hele gezicht open en dan gooi ik hem de trap af, doe hem door de voordeur en leg hem in de goot.’
‘O, je legt hem helemaal in de goot zelfs?’
Ik zie voor me hoe mijn moeder het toegetakelde lichaam de oprit afsleept.
‘Kun je je voorstellen, ik die dat allemaal doe, met mijn zwakke gestel? Ik leg hem daar als voorbeeld voor andere inbrekers. Dan moet ik nog zien of ze nog zo graag komen.’ Alsof je een inbreker uitnodigt in je huis.
Ze vertelt dat ze een man tegenkwam op straat. Zij met haar Nordic Walking stokken en hij achter een rollator.
‘Daar schuifelen we dan door het leven, meneer,’ had ze gezegd.
Ze vertelt dat ze iedereen die oud is, aanspreekt. ‘Ik ga ook bij mensen langs. Mensen waarvan ik weet dat ze eenzaam zijn, omdat ik nu weet wat het is.’ Ze noemt een rijtje namen van mensen waar ze al langs is geweest.
‘En ze vinden het allemaal erg leuk dat ik kom.’
Over welk nieuws gaat dit?