Het is dagen koud geweest. De kou is in haar jas getrokken en ook in huis wordt ze niet meer warm. Het had nota bene gesneeuwd. Ze is moe. Van de wind, de mensen, de stemmen die hun waar aanprijzen. De wereld is een marktplein, dacht ze. Je klikt iets aan en er poppen aanbiedingen op, je loopt op straat en ze schieten je aan voor goede doelen en abonnementen. Al zeg je nee, al loop je door, al klik je weg, je betaalt alsmaar met jezelf, je naam, adres, je voorkeuren. Het had iets viezigs, dat steeds die stofzuiger omzeilen, die haar overal achtervolgde.
Woonde ze maar ver weg, van facebook en codes en pasjes en banken en nieuwsberichten en paspoorten en grenzen en wifi en haar man. Die stelde haar ook steeds vragen. ‘Waar ga je heen, wat ga je doen, hoe laat ben je terug?’ In een bos zou ze wonen, opwarmen bij een vuur en niemand die haar nog kon vinden.