Fel schijnt de zon naar binnen, het scherm van je computer kun je niet meer zien.
Je schuift het gordijn dicht. Was vergeten dat je het had afgeknipt omdat de plant er te dicht tegenaan had gestaan en er daarom schimmel in was gekomen.
In de Oostvaardersplassen trekken mensen er met balen hooi op uit om Heckrunderen en Konikspaarden bij te voederen. Van natuurlijke selectie willen ze niks weten. De rubberring van de percolator is kapot. Je twijfelt of je de ring of maar meteen een heel nieuw apparaat zal kopen.
Je schaatsen heb je tussen matrassen, oude kleren en de naaimachine uitgevist. Toen je zeven was zwierde je met groot gemak op je Friese doorlopers over de Loosdrechtse plassen, toen je zestien was wilde je ook eens proberen meisjesachtig te doen en wilde je kunstschaatsen.
Morgen is de eerste marathon op natuurijs in Haaksbergen. In Haaksbergen ken je een varkensboer. Zijn eerste zeug heette Saar.
Op je sokken haal je de krant uit de brievenbus. De rest van de post laat je netjes liggen.
Binnen leg je je voeten op de verwarming tot je je tenen brandt. Een wetenschapper heeft een kaart gemaakt met daarop de beste locaties om groenten te verbouwen op Mars. Daar is wel poep voor nodig, anders wordt het niks met de piepers. Astronauten moeten hun poep tijdens hun ruimtereis bewaren.
Je zet melk op het gasfornuis en slaat de krant open met de hoop dat je de melk niet zal vergeten.
Wat moet Peyongchang in godsnaam met het schaatsstadion? Je zou er een viskoeltank van kunnen maken. Je bent de melk toch vergeten. Je drapeert een druilerig vaatdoekje om het gasje heen.
Het meisje met de parel krijgt een full-body scan. Het doekje gooi je in de prullenbak. Geen zin in het gedoe van uitspoelen. Nu zit er ook melk op je sok.
En Mies is dood.