Als een vaas op een tegelvloer valt, klinkt het rinkelende geluid van rondvliegend glas. ‘Sorrysorrysorrysorry,’ zegt iemand. Er wordt een theedoek gehaald, en stoffer en blik. De bloemen blijken het te hebben overleefd.
Als een kabinet valt, met de ladenkant naar voren, blijft het eerst een tijdje stil. Niemand had het zien aankomen. ‘Godverdomme, mijn hele verzameling porseleinen huisjes,’ zegt iemand. ‘Het vergezicht waar ik twee jaar aan heb gewerkt!’ roept een ander. Jammerend lopen de eigenaars rond de verweerde planken en houtsplinters. ‘We gaan dit fixen,’ zegt iemand. Hij staat al klaar met een emmertje blauwe verf.
Als een acrobaat van de trapeze valt, klinkt eerst het hoge geluid van collectief ingehouden adem. Hij landt in het net en stuitert daar nog een paar keer. Het publiek ademt uit en begint ongelovig te lachen. Net leek hij groot, nu is het een nietig figuurtje dat naar de zijkant van het net klautert. ‘Hij heeft het goed gedaan,’ zegt iemand. ‘Wat een prutser,’ zegt een ander. Aan de rechterkant van de tent klinkt een aarzelend applausje. De acrobaat klimt van het trapje, klopt zich af, met kromme schoudertjes. ‘Voor het circus is dit het beste’, zegt hij.