Ze wist zeker dat haar vader haar vader niet was, toen ze zeven was. Ze had bij hem op schoot gezeten tot ze naar bed moest en toen ze ging plassen en hem zag dansen met het buurmeisje, vatte de gedachte zomaar post met de kernmerkende stelligheid van jaloerse gedachten van kleine meisjes. In de jaren erna laaide hij af en toe op, vooral tijdens ruzies. Dan schaamde ze zich in de dagen erna, als hij trots naar haar keek of haar liefdevol zijn prinsesje noemde.
Ze was graag zijn prinsesje tot het moment dat ze dat niet meer wilde zijn, tien jaar later en dronken. Hij schreeuwde van onderaan de trap tot de lichten bij de overburen aangingen. Hij had haar opgepakt en neergezet in een nieuw land dat niet zijn vaderland was en hier wilde zij eens zelf iets beslissen. Ze haatte hem, dat riep ze (en hij haatte haar terug, dat hoefde hij haar niet te zeggen). Hem niet meer nodig hebben, dat was haar besluit. Haar vader was definitief haar vader niet meer.
Hun levens vertakten zich. Ze vloeiden af en toe kort samen, maar werden nooit meer één rivier. Het was dan ook onvermijdelijk dat ze naast elkaar eindigden in zee. Waar hij zwom tot hij zonk en zij hem – te laat – probeerde bij zich te houden.
En zo kwam het dat ze pas zeker wist dat haar vader haar vader was toen hij het niet bleek te zijn. De man die in zijn plaats in de kist lag, stak bleekjes bij hem af. Zijn littekens zaten aan de buitenkant, in dikke klodders inkt, niet van binnen, zoals bij haar vader. En ze dacht aan zijn platte duimen, die de zorgen uit haar voorhoofd hadden gestreken, precies daar waar nu de rimpels zaten. Pas toen, toen ze hem echt kwijt was, was ze bereid hem te vinden.
Over welk nieuws gaat dit?