Zij is de vrouw achter de computer.
Zij is de vrouw die hop, hop, snel de dingen regelt.
Die antwoordt alsof ze weet waar ze het over heeft.
Zij is de vrouw die dineert met een zak chips.
De vrouw die haar vuilnis eens naar buiten…
Zij is de vrouw die de was… (Ze draagt al dagen geen onderbroeken. Geen zin in wassen.)
Zij is de vrouw die zegt koop tulpen, dan heb je lol.
Tulpen: present.
Lol: ver te vinden.
Zij is de vrouw, het breiwerk.
De vrouw, de koptelefoon.
De vrouw, de sigaret.
De vrouw, het boek.
De vrouw die over straat loopt, anderen hoort praten.
Denkt: jakkes, mensen. Anderen is te dichtbij, mensen beter. Men het best, want lekker ver weg.
Zij is de vrouw die het leger des heils belt voor de dakloze die slaapt in de sneeuw.
Iemand op straat haar briefgeld geeft, want jezus, een mens moet toch eten.
Iets te doen. Geef haar iets te doen.
Vraag haar niet hoe het met haar gaat. Maar praat de tijd vol.
Zij is de vrouw, het vacuum getrokken spek.
Ramen open.
Lucht en uitzichten: Welkom.