Sinds mijn moeder is verdwenen, denk ik vaker aan mijn eigen kinderen. Ik schuifel door mijn huis, van kamer naar kamer. Kwamen ze maar wat vaker langs.
De klimop draait zich om de woning heen als een omhelzing, je ziet hem bijna groeien. Van snoeien wordt-ie fanatieker, dat heeft dus geen zin. Geeft niet. Het is een extra laagje tegen het weer, dat steeds extremer wordt.
Ik doe niet veel op een dag. Een beetje scharrelen en spullen verzamelen op straat.
Dit is de mooiste kamer, vanwege het uitzicht. Toen mijn moeder verdween, wilde ik die net gaan opknappen. Een plek voor mijn kinderen en kleinkinderen. Zelf heb ik altijd in deze straat gewoond.
We vangen iedereen op die moet schuilen. Ongewassen volk, hongerige figuren, natgeregende zielenpieten. Iedereen is welkom behalve rovers en moordenaars.
De jongens zijn het nest uit, de meiden ook allang. Kom nog eens thuis, probeer ik, neem iets van de wand mee. Een vlechtwerkje, een trappetje. Maar die spullen zijn allemaal zo met de woning vergroeid. En ze willen hun eigen nestje bouwen. Snap ik.
Geen idee waar ze nu wonen. Misschien zwerven ze wel door het bos, of zitten ze in een tochtig flatgebouw. Als ze uitvliegen kan het alle kanten op.
Mijn eigen moeder was niet zoveel met haar kinderen bezig. Het was een andere tijd. Kort voor ze verdween hebben ze haar huis omver gewalst voor een parkeergarage.
Ik schuifel verder door de kamers. Ons huis is verkoelend, en, als je niet te pietluttig bent, ook onderhoudsvrij. Ventilatie, begroeiing, open plekken. Hier lopen mieren langs, het is echt een snelweg geworden. Ik vreet er soms een paar op, vind ik lekker pittig. Insecten eten is de toekomst, – wij aten ze altijd al.
De straat is levendig. Meidoorn, sleedoorn, hazelaar, wilde liguster, met het bijbehorende spul: lieveheersbeestjes, egels, slaapmuizen. En het zoemt hier van de bijen.
Na de sloop van haar huis is mijn moeder de weg kwijtgeraakt. Ze vloog telkens weer op haar oude stek af, tussen de auto’s. Kwam nog weleens bij ons aanfladderen. Tot ze verdween.
Ik wil hier niet weg. Dit moet een plek blijven voor mijn kinderen om terug te komen. De woningen zijn er over honderd jaar nog. Als ze ze maar laten staan.