De octopus leidt al jaren de vergaderingen en vandaag is het niet anders. Zelf beweert hij dat het komt omdat hij met zijn acht tentakels meer grip op De Te Bespreken Zaken heeft, maar onder de meeste vissen heerst het geloof dat de octopus gewoonweg aan machtshonger lijdt. Hoe dan ook leidt hij nu gewoon weer de vergadering. Op het schild van de oudste zeeschildpad notuleert een piepklein clownsvisje.
“Het gaat niet meer,” zegt de dolfijn, indrukwekkend met de littekens die hij aan een plastic vissersnet heeft overgehouden. “Ik moet ze hier niet. Ik wil ze hier niet. Ik wil het niet hebben.”
De twee alen die de oppositie representeren kronkelen geïrriteerd om elkaar heen. “Het is nog steeds land. Hún territorium. Daar mogen ze mee doen wat ze willen,” sissen ze in tweevoud.
“De zeespiegel is de zeespiegel. Alles daaronder is van ons.”
“Dat roep je al jaren,” snauwt een lantaarnvis.
De dolfijn duwt zo ongeveer zijn spitse snuit in de bleke, blinde ogen van de lantaarnvis. “Jij hebt makkelijk praten. Bij jóú komen ze niet.”
“De Diepzee heeft evenveel recht van spreken.”
De octopus houdt statig twee tentakels omhoog. “Laten we het wel beschaafd houden.” Hij gebaart naar de dolfijn. “Wat is je voorstel?”
De dolfijn richt zich op, zoals zijn soortgenoten vaak leren in grote spektakelshows. “De zee op zeespiegel brengen. Terugnemen wat van ons is.”
“Het is land,” sidderen de alen.
“Ooit was het zee. En dat kan het weer zijn.”
In het oude zeewrak waar iedereen zich verzameld heeft klinkt instemmend gemompel. Zelfs onder de rif- en hamerhaaien, die over het algemeen toch zeer vredelievend zijn.
“Geweld is nooit de oplossing,” brengt de zeeschildpad in, waardoor het clownsvisje zo ongeveer van zijn schild tuimelt. “En die arme mensen hebben toch ook een woonplek nodig?”
“Volgens mij hebben ze land genoeg.” De stem van de oudste walvis van de zeven zeeën doet de roestende, met koraal overwoekerde wrakwanden trillen. “Kijk maar naar Australië.”
Het valt even stil. Zijn leeftijd maakt de walvis ouderwets, soms zelfs achterhaald, maar toch dwingt hij nog respect af. Zijn kinderen zwemmen door alle zoute wateren, als ze nog leven. Zijn blinde oog is intussen dichtgegroeid door aangekoekte kokkels, maar het goede rolt streng langs iedere groep. Zelfs de alen vallen stil.
“Zeespiegel is zeespiegel,” besluit de walvis. “Hoeveel ze ook droogleggen.”
De octopus vouwt viermaal zijn tentakels samen. “Laten we stemmen.”
Iedere aanwezige vis fluistert diens besluit in een oester en sluit de schelp. De oesters fluisteren de octopus vervolgens in wat er gezegd is, een systeem dat makkelijk te corrumperen is, maar inkt droogt niet onder water.
Het besluit is duidelijk: de zeespiegel is de zeespiegel. De dolfijn draait om zijn eigen as, bubbels wervelen als confetti om zijn rozegrijze lijf heen.
“We breken de dijken, we duwen hun huizen uit de funderingen omhoog! We weken de huid van hun vlees en bedekken hun geraamtes met koraal!”
De alen zwijgen, draaien zich naar de haaien en diepzeevissen, maar niemand spreekt tegen. Als één organisme kijkt het quorum omhoog, naar de zon die door het wateroppervlak breekt en het koraalrif in duizenden tinten roze, oranje, geel en groen in brand zet.
Misschien, denkt het kleine clownsvisje voordat hij het schild afklimt, stijgt de zeespiegel ooit zó ver dat de oceaan de zon opslokt. Het lijkt hem prachtig.
Over welk nieuws gaat dit?