Ze kan het zich bijna niet voorstellen. Ze liep net naar de supermarkt (die op het pleintje, ze hebben kaas in de aanbieding) en de rug van haar t-shirt is nu al nat. Haar borsten ook, het zweet staat er tussen. Nu zit ze weer binnen, niet dat het hier koeler is: het oude huis is slecht geïsoleerd en de ramen waar ze ooit zo blij mee was, maken het op deze tijd van de dag net een kas.
Ze kan het zich bijna niet voorstellen. Ze heeft twee maanden geleden de woningbouw gebeld over de deur naar het balkon;
die sluit niet goed. Ze zijn nog niet gekomen. Personeelstekort.
Ze kan het zich bijna niet voorstellen. Het grasveld voor de deur is geel. De plantjes op haar balkon hebben het ook niet overleefd, maar misschien is dat haar eigen schuld.
Ze kan het zich bijna niet voorstellen. Van haar moeder mocht ze het nooit koud hebben. Ze moest altijd een jas aan, altijd een sjaal om. Als ze nog zou leven was ze vast al begonnen met breien.
Ze kan het zich bijna niet voorstellen. Ze kan niet slapen zonder dekbed, het bed was klam toen ze wakker werd. Ze is aan het oefenen met koud douchen, vanochtend was het best fijn.
Ze kan het zich bijna niet voorstellen. De mailtjes van de energiemaatschappen opent ze niet.
Over welk nieuws gaat dit?