Het lukte Vos niet de stick onder de urinestraal te houden en tegelijkertijd haar evenwicht te bewaren. Na Leidschendam-Voorburg zat een scherpe bocht in het spoor. Ze werd tegen de wand van het krappe hokje geslingerd en een straal pis kwam op haar hand terecht. Ze vloekte. Zonder af te vegen hees ze haar broek op en hield de test onder het flikkerende licht van de tl. De stick had in elk geval vocht opgenomen, hopelijk was het genoeg. Ze duwde de dop erop en legde de test met het kijkvenster naar beneden op het plankje boven de wasbak. ‘The future is in your hands’, had iemand met zwarte stift op de spiegel gekalkt. In het bleke licht zag ze er moe uit. Door de krakende intercom kondigde een stem aan dat het volgende station Voorburg ’t Loo zou zijn.
Hoelang voor het resultaat zichtbaar zou zijn? Ze las voor de zoveelste keer de gebruiksaanwijzing. Verdomme, het moest met ochtendurine. Hoe laat was het? In ieder geval geen ochtend meer. Twee minuten, stond in de gebruiksaanwijzing. Hoeveel tijd was er nu voorbij? Iemand klopte op de deur.
‘Momentje,’ mompelde ze.
Na het neuken hadden ze het even over een morning-afterpil gehad, maar geen van beiden wilde het warme bed verruilen voor een fietstocht door de zeikregen. Daarna was het er niet meer over gegaan. Het zou wel loslopen, dat deed het altijd.
Weer geklop op de deur.
‘Momentje, zeg ik toch!’ Ze draaide de test om. Twee streepjes, in ieder venster een. Ze griste de handleiding uit de wasbak en keek naar de voorbeeldfoto met het onderschrift, toen weer naar de test. In het controlevenster stond een dikke blauwe streep, wat betekende dat de test werkte. In het tweede venster stond een rode streep. Ze hield het staafje in het licht. Was die rode niet een beetje vager dan die blauwe?
Opnieuw geklop, dringender nu.
‘Rot op, verdomme!’
Gevloek aan de andere kant. Met horten en stoten zette de trein zijn remweg in. Vos propte de test en de gebruiksaanwijzing in haar jaszak. Het kraantje werkte niet. Ze veegde haar handen droog aan haar broek. De trein kwam met een schok tot stilstand.
Felix leunde tegen de auto en deed iets op zijn telefoon. Hij rookte een sigaret. Ze moest hem in zijn zij porren voor hij haar opmerkte. Hij sloeg een arm om haar middel en kuste haar. Ze proefde bier.
‘Hé, schatje! Ik dacht, we doen eens een nieuw festivalletje dit jaar.’ Zijn hand kroop onder haar T-shirt, hij trok haar tegen zich aan. ‘Misschien een keer geen Lowlands, maar BoomTown of zo. Huren we een autootje, gaan we met de jongens. Of samen, als je dat leuker vindt.’
‘Waar ben je geweest?’
‘Het is bijna uitverkocht, dus we moeten snel zijn.’
‘Heb je gedronken?’
‘Wat is er nou? Ik was even bij de jongens, max vier bier, ik kan prima rijden.’
Ze griste de sleutels uit zijn handen, stapte in aan de bestuurderskant en slikte haar tranen weg. ’Ik rij wel.’
Onderweg praatten ze niet veel. Hij zette de plaat op van dat nieuwe bandje waarvan zij steeds de naam vergat. ‘Love’s a stranger, until I see you again,’ zong een man met een diepe basstem.
Eenmaal op de provinciale weg kon ze weer ademhalen. Ze hield van dit landschap, het overzichtelijke ervan. Links en rechts weilanden met grazende dieren; keurig afgemeten rechthoeken, opgesplitst door sloten en hekken, afgebakend door eindeloze rijen populieren.
Ze hadden weleens geflirt met het idee, maar die fantasieën waren nooit erg serieus geweest. Alles zou veranderen. In die tweekamerflat konden ze geen kind grootbrengen. Het werd tijd om serieus na te denken over een baan, iets vasts. En de hele zomer festivals doen zat er niet meer in. Hoewel, op die beelden van Woodstock zag je ook vrouwen met baby’s. Maar ja, dat waren de sixties. Mocht een baby überhaupt mee het Lowlandsterrein op?
Abortus was geen optie. Jaren geleden had ze er een ondergaan, toen ze zwanger was geraakt na een uit de hand gelopen avond op de toneelacademie. Curettage, noemde die arts het. Maar het was gewoon een stofzuigerslang waarmee hij de boel – niet al te zachtzinnig – had leeggezogen. Vlak voor de ingreep beet hij haar toe dat ze al behoorlijk ver in haar zwangerschap was voor een abortus. Zo’n groen ziekenhuisschort droeg ze, daaronder niets. Ongevraagd liet hij haar de echo zien, alsof ze zich nog zou bedenken, met haar benen al in de beugels. Ze draaide haar hoofd weg. Tijdens de ingreep dacht ze dat ze de botjes van de foetus hoorde kraken.
Felix zette de muziek harder.
De reiger kwam omhoog vanuit het riet en klapwiekte traag boven het wegdek met in zijn snavel een glinsterend zilveren vis. Het was te laat om te remmen. Ze probeerde uit te wijken, maar Felix brulde dat ze door moest rijden en nam het stuur van haar over. Vos gilde. Het dier vloog met een klap tegen de voorruit. Even lag hij als een lappenpop op de motorkap voor hij op de grond gleed, een bloederig spoor op de voorruit achterlatend. Een tegenligger zoefde toeterend voorbij.