In den beginnen was het woord en het woord was geluk. Geluk was zoals de regen. Soms maandenlang afwezig, zodat mens en dier dorstig rondzwierven en de natuur verdorde. Dan weer kwam het met bakken tegelijk uit de hemel en dronk men ervan tot iedereen dronken was en danste, danste tot diep in de nacht. Maar in tegenstelling tot de regen, die kwam en ging wanneer ze daar zin in had, bleek het geluk samen te hangen met een aantal factoren. Voor de een was dat liefde, gezondheid of vrijheid en voor een ander bijvoorbeeld familie, eten of veiligheid. Wat de meeste mensen gemeen hadden, was dat ze samen gelukkiger waren dan alleen.
Ze bouwden hun huizen dicht bij elkaar, aten samen en deelden een bad of een bed. Ten toonbeeld dat ze altijd samen zouden blijven, begonnen ze aan een grootste en epische missie: samenwerken. Samen zouden ze een toren bouwen, zo hoog en zo groot dat geen mens ooit meer eenzaam zou zijn. Je hoefde maar naar die toren te kijken om te weten: als zoveel mensenhanden samen zoiets moois en groots kunnen maken, dan is alles mogelijk.
Iedereen werkte mee. Grote handen, kleine handen, handen met rimpels en handen met gekleurde nagels, handen in alle kleuren en alle geuren, handen met eelt en handen met vlekken, handen die symbolisch één steen legden en handen die er geen genoeg van konden krijgen. Maar ergens ging het mis. Niemand weet maar precies waarmee het begon, of wie er begon. Maar ergens pakt iemand een steen uit de hand van een ander. Ergens vliegt een reeks stenen rakelings langs een stel oren. Ergens schopt iemand tegen een fundament en de toren zakt een beetje scheef. Iemand schreeuwt en een ander doet alsof hij hem niet verstaat. Stenen vallen en mensen vallen mee. De toren brokkelt af en de massa gelukkige mensen valt in kleine groepjes uiteen.
Het ene groepje bouwt verder aan de toren zonder nog te weten waarvoor, een ander bouwt een nieuwe kleine toren aan de eerste vast, weer een ander bouwt een hek eromheen, en één groepje begint met lopen tot ze aan de horizon verdwijnt. Het duurt niet lang voor iedereen stopt met bouwen. De mensen halen hun huizen neer en bouwen ze iets verder weer op, in een cirkeltje met hun eigen groep. Met een schuin oog kijken ze naar hun buren en als ze langs de toren lopen sluiten ze hun ogen. Een ruïne van geluk, van mogelijkheden die reiken tot aan de hemel.