Toen
In mijn kamer op zolder ontdek ik een geheim luik.
Het zit in de vloer.
Twee planken kun je loshalen. Daar zit een kleine lege ruimte.
Houtkrullen en een pakje tabak van papier liggen er.
Twee mannetjes in blauw die een pijpje smoren staan op de verpakking
Dit is een schat. De houtkrullen zijn dat nog meer, maar dat zeg ik niet.
Ik ga er met mijn handen doorheen. ik ruik ze en denk dat er hier ooit iemand, met een schaaf…
Nu
In Japan worden drie mannen geëxecuteerd door ophanging.
Gisteren zag ik een laagje ijs op een sloot.
Toen
Het luik zelf is de grootste schat.
Ik moet wat te verstoppen vinden.
Ik moet iets geheims.
Nu
Elke avond weer moet ik mij opnieuw zien te verhouden tot de nacht.
Toen
Een schrift van de Pink Panther.
Geen idee hoe ik daaraan kom.
Mijn moeder heeft het me zeker niet gegeven.
Mijn vader evenmin.
Zakgeld heb ik nog niet.
Wel zijn er nieuwe buurmeisjes met dingen als schriften met pink panthers erop. gummetjes om in te bijten.
Hoe ik aan het schrift kon, ik weet het niet.
Ik schrijf erin met stift.
Ook iets wat wij zeker niet in huis hebben.
Wij doen het met waskrijt en als je geluk hebt met caran d’ache potloden.
Het schrift en de stiften zijn dus sowieso al iets met geheim
Nu
Ik rommel in oude archieven.
Ik zoek er naar stukjes overgrootmoeder om er een hele van te kunnen maken.
Toen
In het schrift schrijf ik wie ik verliefd ben; in horkerige letters.
Op school krijg ik soms extra les om mooi te kunnen schrijven.
In een oranje boek maak ik lus na lus na lus. Elegant wil het niet worden.
Nu
Ik ruik de krullen, ik zie de uitlopende inkt, het schrift, maar geen idee welke naam ik in het schrift schreef.
Een paar dagen later lagen er opeens biezen matten in onze kamers en was het luik onbereikbaar en daardoor nog geheimer.
Ik steel een zin uit een matig boek.
Ik schrijf een brief. Ik weet niet hoe de mensen heten die nu over mijn luikje gaan dus adresseer ik hem aan het huis.
Ik wacht ik op het klepperen van de brievenbus.