De directeur van de dierentuin staat met zijn rug naar de koala toe. Hij zucht om duidelijk te maken dat hij teleurgesteld is. De koala beweegt onrustig op zijn stoel. De verzorger pakt de lijn aan de halsband steviger vast. ‘Zie je hier ergens foto’s van Paul de Octopus hangen?’ vraagt de directeur. Nergens in het kantoor hangen foto’s van Paul de Octopus. De mokken, de t-shirts en de vlaggen met de beeltenis van Paul zijn meegegeven met het grofvuil. Verbrandingsovens hebben drie dagen staan draaien. Hoe Paul precies aan zijn einde kwam wist niemand. Het gerucht zelfmoord werd zo veel mogelijk de kop ingedrukt, maar verdween nooit helemaal.
‘We dachten met jou een winnaar in huis gehaald te hebben,’ zegt de directeur. ‘Dat dachten we toch?’ ‘Ja, dat dachten we,’ zegt de verzorger. De koala wordt steeds onrustiger. De verzorger stopt hem wat bladeren toe. Hij neemt ze aan, maar laat ze meteen vallen. ‘Ik sta voor aap,’ zegt de directeur, ‘we zijn het lachertje van de dierentuinwereld geworden. In alle andere dierentuinen worden de uitslagen van de wedstrijden goed voorspeld. Victor de Toekan, Maria de Buizerd, Giorgio de Rat: louter goede voorspellingen. En wij? Of moet ik zeggen ‘jij’? Jij hebt er precies, en dit weet ik uit mijn hoofd, nul goed. Nul. Wat vind je daar nou zelf van?’ De koala geeft geen antwoord. Hij kijkt naar de bladeren op de grond van het kantoor. Hij kan er niet bij, zijn verzorger houdt de lijn te strak aangespannen. De directeur draait zich om en ziet Oobi-Ooobi naar de bladeren kijken. Hij loopt op de koala af, raapt de bladeren van de grond en propt ze allemaal in de mond van het dier. De verzorger trekt een doorzichtige plastic zak over het hoofd van Oobi-Ooobi. Het beestje ademt paniekerig in en uit. Condens aan de binnenkant van de zak. ‘Doe de groetjes aan Paul,’ zegt de directeur van de dierentuin.