‘Het is zo’n creatief kind’, zei de moeder van Kareltje tegen haar vriendinnen aan de keukentafel. Het was een doodgewone zaterdagavond voor Kareltje waarop hij met Playmobil op zijn autokleedje zat te spelen. De TV stond aan.
Kareltje speelde met een busje, een autootje, een rood en een geel mannetje en een groep politiemannetjes. Heel zorgvuldig gaf hij alle mannetjes een plek: ‘jullie zijn van de politie en moeten daar in de bus’, en Kareltje parkeerde de politie heel netjes in het vak naast het huis op zijn autokleedje. Het rode mannetje moest nog even zijn beurt afwachten op het grasveldje daarnaast. Hij deed het gele mannetje in het autootje en reed er wild mee rond. ‘Vroem Vroem ik kom je pakken!! RRAAA’, en hij parkeerde het autootje iets verder van het huis. ‘Schattig hè?’, glunderde zijn moeder.
Kareltje deed het rode mannetje een rugzakje om: ‘jij bent stout en jij moet wachten en jij moet dit om.’
‘Ja, zo leuk’, zei een vriendin van de moeder.
Toen pakte Kareltje het autootje met het gele mannetje erin, reed het een paar rondjes rond het huis, parkeerde het vlak naast het politiebusje en riep: ‘ik ga jullie allemaal ontploffen! BAM KNAL!’, waarna Kareltje het autootje op zijn kant gooide en de politie allemaal uit de bus liet vliegen. ‘Aargh! Nee!! AAAHH’, liet hij de politie roepen.
‘Hij loopt ook zo ver voor op zijn klasgenootjes’, vertelde de moeder tegen haar vriendinnen.
Op de TV vertelde een meneer over een aanslag in Istanbul.
Kareltje pakte het rode mannetje met het rugzakje: ‘ik kom je pakken tik-tak-tik-tak-tik-tak-BOEM!’, en hij gooide het mannetje ver van het autokleedje af en helemaal onder de keukentafel.
‘Lieverdje stil eens, mama wil even het nieuws horen.’ Op de TV vertelde de meneer dat er 38 doden en 155 gewonden waren, de aanslag was opgeëist door de TAK.
‘Dode mensen mama?’, vroeg Kareltje geschrokken. Zijn moeder keek ontroerd naar de vriendinnen die ook allemaal smolten. ‘Ach gut, zo’n gevoelig kind’, zei een van de vriendinnen.
‘Niet verdrietig zijn, lieverd’, zei de moeder, ‘dit zijn gewoon boze meneren uit een ver land en niet die ene groep boze meneren waar wij bang voor hoeven te zijn.’
Kareltje keek sip naar de chaos op zijn autokleedje. ‘Dat zijn maar poppetjes schatje, speel maar fijn verder.’