“Bridget Maasland neemt afscheid van hond”. Gerben leest de kop, en daarna nog een keer, en krabt zich op zijn achterhoofd. Typisch. Heel typisch.
“Lieve Tibbs, rust zacht!”, citeert het artikel Bridget, om daarna verder te gaan: “Tibbs was jarenlang een trouw maatje van de presentatrice, het beestje mocht overal mee naartoe.”
‘Vertel mij wat’, mompelt Gerben, en hij vouwt de krant op. Er zit een sneeuwvlokje in zijn maag, dat voelbaar uitgroeit tot een ijsklomp. Tibbs is dood. Waarom heeft ze mij niks laten weten? Ik hield van die hond. Ik hield van hem, omdat zij van hem hield.
Gerben staat op, loopt naar de telefoon, steekt zijn vinger in de draaitoets maar houdt in. Dat is waar ook. Bridgets nummer is veranderd. Hij kan haar niet bellen.
‘Godver’. Hij smijt de hoorn op de haak, harder dan de bedoeling was, laat zijn hand er even op rusten alsof hij sorry wil zeggen. Sorry. Ik bedoelde het niet zo. Ik moet gewoon even tot mezelf komen.
Zou ze Tibbs thuis begraven? In de tuin? Die is er groot genoeg voor. Hij loopt naar de gang, pakt zijn autosleutels uit de met prullaria gevulde fruitschaal. Legt ze weer terug. Niet langsgaan. Hij mag niet langsgaan. Dat is hem verboden. Hij blijft staan, naast de kapstok, en voelt zijn ogen branden. Wat moet ze een verdriet hebben. Arme Bridget. Waarom mag hij haar niet troosten? Waarom mag hij zijn liefde niet uiten? “Omdat ik je niet ken!”, had ze een keer uitgeschreeuwd, toen hij weer een cadeau kwam langsbrengen, vlak voor ze naar de politie stapte. Maar liefde overstijgt alles, zo weet Gerben. Liefde heeft niks te maken met kennen. Het is een allesverzengend voelen. En het kan overal vandaan komen. Het kan dwars door een tv-scherm heen zinderen. Dat moet zij toch ook gevoeld hebben.
Tibbs… het beest heeft elke dag haar warme hand mogen voelen. Elke dag haar zachte huid, haar lieve woordjes in zijn oor. Tibbs wel. Gerben gaat terug in zijn stoel zitten. Hij is blij dat Tibbs dood is.