Na twintig jaar worden De Vengaboys gewekt uit hun cryoslaap. Soldaat, Barbiepop, Matroos en Cowboy lopen naar het missiecentrum en kijken naar het metershoge videoscherm. Het gezicht van Professor Venga verschijnt en zegt dat ze naar Wenen moeten. ‘Er is geen tijd te verliezen. Nadere instructies volgen.’
De Vengaboys steken hun vuisten in de lucht: ‘Op naar de Vengabus!’
Onderweg verstrekt Professor Venga nadere informatie over de situatie in Wenen. Aan het einde van zijn briefing zegt hij: ‘Vengaboys, twintig jaar zijn verstreken, de wereld is veranderd. Ik ben bang dat deze missie slechts het begin zal zijn.’
Vier gezichten knikken plechtig.
De Vengabus raast over de wegen en rijdt Oostenrijk binnen. Soldaat kijkt naar de besneeuwde bergen en voelt een vlaag van paniek. Meedogenloos zijn ze, onverschillig tegenover alles wat voelt en denkt. Ze vraagt zich af of er leven is op de rotsen. Vast wel, maar het zal koud en wit zijn, en het zal geen deur hebben voor bezoek. Tegen deze bergen kan een mens zich alleen maar te pletter lopen, denkt Soldaat grimmig.
Het lijkt wel alsof de andere Vengaboys hetzelfde voelen. In gedachten verzonken turen ze door de ramen van de Vengabus. Cowboy trek zijn hoed over zijn ogen en schudt zijn hoofd.
Opeens steekt bij Barbiepop een warme windvlaag uit het verleden op. Zand onder haar voeten, golven die krullen en breken. Ze kijkt weg van het raam en zoekt Matroos.
‘Matroos? Wat denk jij? Gaan we ooit weer naar Ibiza?’
Matroos schudt zijn hoofd.
‘Voorlopig niet, ben ik bang.’
Barbiepop slikt.
‘Ooit hielden we van feesten,’ zegt ze.
‘Ja,’ zucht Matroos. ‘Ooit hielden we van feesten.’