Slapen werd steeds moeilijker. De dagen liepen in elkaar over, dat deden ze altijd natuurlijk, maar nu kon ze ze niet meer uit elkaar houden. Ze kon haar eigen gedachten steeds moeilijker van die van anderen onderscheiden.
Af en toe was er een moment dat de klok versprongen leek. Dan moest ze even weggevallen zijn. In een halfslaap. Of ze miste een deel van de podcast die ze had aangezet. Ik slaap nog, dus, zei ze tegen zichzelf. Niks aan de hand.
Weet je wat je moet doen, had een vriendin gezegd, als het allemaal niet lukt? Geen schermen voor het slapengaan, thee, mediteren, dingen in dozen. Die dingen had ze inderdaad geprobeerd. Je moet tellen, gewoon, zo lang als nodig.
Duizend-zevenhonderdtweeënzeventig. Duizend-zevenhonderddrieënzeventig. Duizend-zevenhonderdvierenzeventig. Duizend-zevenhonderdvijfenzeventig…