Ik zit op een bankje in de regen voor me uit te dromen. Aan de overkant van de straat komt een oudere man aan. Hij rookt. Hij heeft een grote hond bij zich. Het lijkt me een leuk beest, met flaporen en een grote snor. Gewoon gezellig voor in de woonkamer. Als de man en de hond het reclamebord tegenover mij passeren, blijft de hond staan. De man trekt. De hond trekt terug. De man trekt harder. De voorpoten van de hond slepen over straat. De man gooit zijn gewicht in de strijd. De hond vindt houvast en blijft op zijn plek. De man begint te foeteren. Plotseling geeft de hond mee, de man verliest zijn evenwicht en landt hard op het asfalt. De hond steekt de straat over en ontsnapt daarbij ternauwernood aan twee auto’s. Hij schiet naast mijn bank het bosje in.
De man zet zijn handen naast zijn billen en duwt. Zijn handen zakken in het asfalt. Hij trekt snel zijn sigaret weg en kijkt verwonderd naar de straat. Hij zet een voet neer en duwt. Langzaam komt de arm uit het asfalt. Zijn been zakt tot halverwege de knie weg. Er komt een taxi voorbij. Het asfalt komt nu tot aan zijn heupen. De bewegingen van de man beginnen een zekere paniek uit te stralen. Er komt een vrouw met een kinderwagen aan. Ze kijkt naar de man en staat enkele seconden stil. Dan slaat ze rechtsaf. De man begint wild te zwaaien en te roepen. Zijn bovenlichaam verdwijnt langzaam verder en verder het asfalt in. Er komt een zwerver aan. Hij gaat naast de man staan. De man haalt zijn peuk uit zijn mond en scheldt naar de zwerver dat hij moet helpen. Het asfalt bereikt zijn nek. De man stopt met schreeuwen. Hij kijkt naar mij. Zijn baard is donker. Het asfalt nu komt bijna tot zijn lippen. Langzaam kruipt het langs zijn wangen omhoog, groene ogen in. Over donkere wenkbrouwen. Zijn haar is bijna precies de kleur van het asfalt. De regen neemt af. Alleen zijn arm zwaait nu nog boven het asfalt uit. Ik mis de zomer. Ik zwaai afwezig terug. De zwerver vist de nog brandende peuk tussen zijn vingers vandaan. Hij draait zich om en loopt rokend weg. Ik hoor de hond naast me tegen een boom pissen. Het is stil in de stad. Het is gestopt met regenen.