1
Goedemorgen kamerlinde.
Goedemorgen koffiepot.
Goedemorgen zon in mijn oog.
Ik weet hoe de dagen gaan.
Hoe buiten alles groener wordt.
Hoe ik hier op een stoel zit, de straat in kijk.
2
Ik verpot de planten.
Expres gooi ik aarde op het vloerkleed.
Dat klinkt zo lekker in de stofzuiger.
De blauwe regen heeft knoppen.
De iepen worden vet en groen.
In een wilg broedt een duif.
3
Ik wil naar de bergen.
Ik wil een hond.
Ik wil verdwijnen.
Of toch niet.
Dat laatste dan.
4
Ik zoek lapjes uit.
Ik bedenk wat ik er allemaal mee maken kan.
De lapjes gaan naast de stapel boeken nog te lezen.:
Stig Dagerman – Bruilofstlied
Ronald Blythe – Akenfield
Annie Dillard – Pelgrim langs Tinkercreek
En nog zo wat, waarvan ik dacht dat ze zouden helpen.
Maar lezen over groen en bergen doet alleen maar pijn.
Als liefdesbrieven van iemand die je net verlaten heeft.
5
Een draaiorgel speelt in de straat.
Het buurmeisje springt uit haar rolstoel, danst en roept Huuuuuu.
Heel hard. Huuuuu.
Haar moeder probeert haar weg te houden bij de zingende mensen in de straat, doet alsof dat dansen is.
Ik huil om een draaiorgel.
6
De stilte in de stad voelt als sneeuw.
Als acht uur op vier mei.
Ik vind het mooi en akelig.