Het is nacht in een stad waar Fred opnieuw de liefde niet vindt. Samen op wereldreis. Weg van de banen, de vrienden, de tantes, de plannen voor een kind. Samen op reis, de wereld rond. Ergens tussen het eten van een gedroogd insect en het springen van een klif moet de vonk weer opvlammen.
Het is nacht in een stad die ruikt naar wierook en wanhoop. Hij draait van links naar rechts, van rechts naar links, gooit de lakens van zich af, streelt zachtjes de haartjes op haar heup. Ze ademt geruisloos, haar mond een beetje open. Hij luistert. Misschien in de hoop dat ze iets zegt. Dat hij eindelijk weer horen mag wie ze werkelijk is.
Het is nacht in een stad waar hij gewekt wordt door monotoon gemompel. Snel draait hij zich naar haar om. Nu zal hij alles horen, alles waarvan hij vergeten was dat hij het wilde weten. Lievelingsgeuren, de kleuren van haar eerste nikes, haar avocado afkeer, het verlangen om te sterven door de plotselinge val van een stoep. Samen op wereldreis! Maar ze slaapt. Ze zwijgt. Het gemompel komt van buiten en houdt uren aan. Het geluid druipt door de muren, blijft plakken in het zweet op zijn borst, smelt langzaam zijn lichaam in.
Het is nacht in een stad waar Fred de stekker trekt uit de versterker van een preek.